eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    577

    7379. 1645 maart 23. Van G. Keller.1

    Hochedler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr,

    Wass den 6. diesess von hinnen berichtet werden,2 wirdt hoffentlich zu rechter zeit vber kommen. Ess ist aber dabey zu berichten vergessen worden,3 dass in der zu Münster von denen käysserl. gesandten vf die Frantzösische proposition gegebenen antwort vnter anderen auch gefragt, vnndt zu wissen begehret wirdt, wass der chron Franckreich praetension bey diesen tractaten sein möge? Vnndt dan, wer die jenige seyen, welche von Franckreich foederati status et adhaerentes genennet werden? Den 10. diesess haben die käysserl. gesandten die visite bey vnssren herrn legaten wiederumb abgeleget,4 erbiethen sich hoch zu fleissiger cooperation die tractaten zu guthem aussschlag zu befördern, vnndt begehren allein, dass man nur fortfahren wolle! Ob nun die effecten mit den worten werden vber ein stimmen, stehet zu seiner zeit zuerfahren.

    Der in Böhmen vorgangene starckenn straich macht bey vielen grosse consternation.5 Wir aber hoffen, er solle dem werck hier vnndt zue Münster eine grosse beförderung geben. Auss Dennemarck wirdt berichtet, dass die tractaten zwischen denen beeden chronen in gar guthen terminis stehen,6 Gott schicke sie zu einem guthen aussgang, dessen starckem schutz Ew. Excell. ich gantz getrewlich hiemit empfhele,

    Ew. Excell. gehorsamber diener,
    G. Keller m.pa.

    Datum Ossnabruck, den 13. Martii anno 1645.

    Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, ambassadeur de Suede en France, à Paris. 16 st., tout 7 ll. 10 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Avril 1645.

    En in dorso: 13 Martii 1645 Keller.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 132. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
    2 - De brief van 6/16 maart 1645 (no. 7365), met een samenvatting van het antwoord van de keizerlijke gevolmachtigden Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar, dd. 10 maart 1645, op de Franse ‘propositio Ia’ (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360 en p. 368-371).
    3 - Georg Keller had in zijn weergave van het keizerlijke antwoord (no. 7365, n. 7-10) enkele punten onderbelicht: punt III (de ondoorzichtige verwijzing naar het belang van de koning van Frankrijk in een duurzame vrede met de keizer en het Rijk) en punt IV (een duidelijker omschrijving van de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Franse kroon).
    4 - Op 6/16 maart hadden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane de eerste visite gebracht. Het Zweedse bezoek beantwoordden de keizerlijken op maandag 10/20 maart met een contravisite (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 226-230; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 550-552, en Diarium Lamberg, p. 52-53).
    5 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht. Op 5/15 maart ontving de Zweedse delegatie ter vredesconferentie het nieuws van de overwinning (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 536 en p. 547-553).
    6 - De aanvang van het Zweeds-Deense overleg te Brömsebro (8/18 februari 1645). De brieven spraken over een plechtige begroeting van de delegaties op een eilandje in de rivier de Brömse (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 540; ‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 407-408, en Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]