eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    578

    7380. 1645 maart 24. Van P. Pels.1

    M(ijnheer),

    U. Exc.cie aengenaeme van 11 pas[sa]to hebbe met dese post ontfangen;2 hoorde met vorgaende hier geweest te hebben. Ick bedancke vor de communicacie. 't Is mij leet dat ick u Exc.cie vanhier niet meerder contentement geven kan. Van den Polsen rijxdagh, daer en passeert niet als particuliere interesten in 't disponeren over de vacanciën.3 De Preuyssen sijn seer qualijck tevreden4 dat alle digniteyten van haere provincie aen Polen vervremden en gegeven worden.

    Vor dry daegen is hier uyt Vrancrijck met een expres schip van Lubeck den Polsen commissarius aenkommen met volkommen aprobacie van 't hauwelijck met madame de Nevers5 en dat naer hem volgen sall le viconte de Corbijne6 tot voltreckinge van alles. Uyt der Moscauw dat den grave Voldemaer bij den grootvorst aengehauden7 dat de Donsche cosacken tot dienst van den coning van Dennemarcken sauden mogen eenen invall in Lijfflandt doen. 't Is qualijck genommen en affgeslagen.8

    De lutterse in Polen hebben bij de universiteyt tot Wittenbergh gedelibereert over de conferencie met de gereformeerde9 in 't stuck van de convocacie tot religionsvereeniging. De proffessoren hebben met de gereformeerde te communiceeren toegestaen,10 dat ick

    579

    ordeele de saacke sooveel meer lustre sall geven, maer den raet van Dansick hebben tot dien eynde 4 van haere principaele krijters gedeputteert11 ende de gereformeerde niet eens geweerdigt haer advis te hooren; compt hun onverwacht dat die van Wittenbergh soo moderaet geadviseert hebben. De lutterse met de gereformeerde hebben op den rijxdagh hun auden coning12 beclagt over de excommunicacie der sociniaenen, strijdende tegens de algemeyne liberteyt, en exempell gegeven van over te springen daer den teuyn leegst is13 ome naer graet en tijt met hetselve sop soo overgoten te worden. Den coning heft getoont hem die proceduren leet te wesen, maer vreese niet en sall geremedieert worden.14 De grove lutterse tot Coninxbergh hebben haer advis gestelt over [de] conferencie van Toren15 datter niet goets van te verwachten, op bedrogh aengesien en alsoo sulckx affstemmen, maer als 't sall moeten sijn, soo verstaen sij gepreviligeert te mogen sijn dat den paus den ant[i]christ, godtloose religie, het kindt der verderffenisse is en dergelijcke lasteringen meer.

    Ick blijve, mijnheer,

    u. Ex.cie diener,
    P. Pels.

    14/24 Marcio anno 1645.

     

    P.S. Compt hier van alle quartieren de groote nederlage van den kayser in Bohemen.16

    Adres (in een onbekende hand): Sijn Excellencie, mijnheere Hugo de Groot, etc., etc., ordinarie ambassadeur van haere coninglijcke Mayesteit ende croon Sweden aen 't hoff van sijne Mayesteit van Vranckrijck, tot Parijs. 16 st. Port van Hamborg 6 st.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 10 April 1645.

    En in dorso: 24 Martii 1645 Pels.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 16 (1645, 4). Eigenh. oorspr.
    2 - Vermoedelijk een brief van Grotius, dd. 11 februari 1645, met een antwoord op nos. 7232 en 7247.
    3 - De Poolse rijksdag te Warschau had op 14 februari 1645 een aanvang genomen. In een bericht aan de Staten-Generaal, dd. 17 maart 1645, schreef Pauwels Pels: ‘Op den Rijcxdach van Poolen doet men noch niet anders als goet cier maecken ende kijven over de expectativen van de Conincklijcke goederen die vacant sijn’ (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 713-714).
    4 - De Brandenburgse gezant Johann van Hoverbeck (1606-1682) waakte over de Pruisische belangen van keurvorst Friedrich Wilhelm. Op 3/13 januari 1645 ontving hij zijn instructies voor de Poolse rijksdag (Urk. u. Act. I, p. 152-163).
    5 - Prinses Maria (Louise-Marie) van Gonzaga, dochter van hertog Karel I van Nevers en Mantua, had haar introductie als huwelijkskandidate te danken aan Domenicus (Claudius) Roncalius, resident van koning Wladislas IV in Parijs. In maart kon de resident zijn koning de tijding brengen dat de Franse diplomaat Nicolas de Flécelles (Flesselles), graaf van Brégy, in aantocht was (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 204-205).
    6 - ‘Corbijne’, verbeterd uit ‘Bresé’. Het betreft hier de graaf van Brégy, ‘vicomte de Corbeil’; supra, n. 5, en Tallemant des Réaux II, p. 403-406 en p. 1251-1256.
    7 - Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein, natuurlijke zoon van koning Christiaan IV van Denemarken, had de hand gevraagd van Irina, dochter van tsaar Michael Fedorovitsj. Omdat de graaf weigerde het geloof van de bruid aan te nemen, plaatsten de Moskovieten hem onder strenge bewaking. Na de dood van de tsaar, in juli 1645, mocht de ongelukkige eindelijk naar zijn vaderland vertrekken (DBL XV, p. 245-247, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 384-386).
    8 - Tsaar Michael Fedorovitsj († 23 juli 1645) onthield zijn steun aan het verzoek van graaf Valdemar Christian van Sleeswijk-Holstein om de Don-kozakken te mogen gebruiken voor een Deense inval in Lijfland (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 712-715).
    9 - De voorbereiding van de ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’ van katholieken, lutheranen en calvinisten in Toruń. Het godsdienstgesprek zou op 28 augustus 1645 een aanvang nemen (Jobert, De Luther à Mohila, p. 388-392).
    10 - De Poolse lutheranen stelden aan de theologen van de universiteit van Wittenberg de vraag of zij zich mochten aansluiten bij de gereformeerden ‘om ten aensien van de algemeene vrijheyt voor eenen man te staan’ (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 713).
    11 - Het stadsbestuur van Danzig gaf de voorkeur aan de afvaardiging van vier ‘krijters’, onder wie de onverzoenlijke lutheranen Abraham von Calow en Johannes Botsack (Jobert, De Luther à Mohila, p. 39l-392, en H. Neumeyer, Kirchengeschichte von Danzig und Westpreußen in evangelischer Sicht I, p. 122 en p. 133-138).
    12 - De keurvorst van Brandenburg hield het hertogdom Pruisen in leen van de koning van Polen. In een brief aan zijn gezant in Warschau (supra, n. 4), dd. 14 maart 1645, gaf hij uiting aan zijn bezorgdheid over de positie van de minderheden (gereformeerden en socinianen) in zijn landen (Urk. u. Act. I, p. 156-159, en W. Hubatsch, Geschichte der evangelische Kirche Ostpreussens I, p. 134-153 en p. 162-171).
    13 - ‘Waar de tuin het laagst is, komt men er het lichtst over’: de zwakken hebben het meest te verduren (WNT XVII, 2, kol. 3819).
    14 - De socinianen bleven uitgesloten van de ‘fraterna collatio’ (Jobert, o.c., p. 388).
    15 - Vermoedelijk een advies van de felle theoloog Coelestin Mislenta (Myslenta) (1588-1653). De lutheranen van Koningsbergen kwamen tot inkeer en stuurden de professoren Levin Pouchenius, Michael Behm en Christian Dreier naar Toruń. Op verzoek van de keurvorst stelden de gereformeerden ook een delegatie samen, bestaande uit Johannes Bergius, Friedrich Reichel en de gematigde lutheraan Georg Calixt van Helmstedt (Urk. u. Act. I, p. 168-172).
    16 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]