Mijnheere,
Tot noch toe en hebben wij geene tijdinge wt het conincklijcke Sweedsche leger wegen de victorie.2 Tsedert melden de brieven van Regensburg, Nurenberg en Munchen dat den generael Torstenson eene nieuwe bevochten heeft,3 hebbende tweeduisent van de nieuw recolligeerde keysersche ruiters overvallen bij Crembs, 900 daervan nedergemaackt ende de rest gevangengenomen.4 Stein en Crembs souden per force verovert sijn5 ende nu also de passage over de Donau vrij sijn.
636
Wt Sweden en Dennemarcken en hebbe geene brieven.6 Van Hamburg niet anders als dat Rodenburg over is ende het Breemsche stift also in Sweedsche handen.7 Den generael-lieutenant Coningsmarck soude sijne armee op 14 dagen in de quartiren betrocken hebben om sich te refrescheren ende hadde den heere overste Wrangel sijne armee mede in Ditmarschen, wordende door het natte weder verhindert eenige plaetse van importantie wijder aen te tasten.8 Van Wismar sijn alrede 11 oorlogschepen in zee geloopen9 ende soude men onder het eilant Meun10 sterck hebben hooren schieten.
Ick blijve, mijnheere,
u. Excellentie dienstwillige.
Den 10 April 1645.
Voor acht dagen hebbe u. Excellentie largo gesignifieert mijn advis op hetgeen u. Excellentie van mij heeft versocht gehad.11 Ick sal het dan volgens u. Excellentie begeeren met een paspoort te versoecken berusten laeten. De heeren die ick tsedert gesproocken hebbe wegen u. Excellentie doortocht door dese landen, vinden geene swaerichijt daerinne.12 Ick sal noch wijder andere sonderen ende wat ick verneme u. Excellentie te weete doen.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 18 April 1645.