eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    753. 1622 mei 10. Van N. van Reigersberch.1

    Mon frere,

    Den uwen van den XXIX April is mij den X Mey wel behandycht. Sal mij naer den inhout van denselffden reguleren. Ick heb alreede 13 [Meerman]2 sommierlijck getoest ende is door mijne swarycheden, die ick hem op de editie moveerde,3 soo verde gecom-

    198

    men dat hij mij vraegde off ick conde oordeelen dat, ingevalle uE. brevet vanhier wiert verseeckert, de difficulteyten souden commen te cesseren. Ick luisterde weinych, seyde dat hij het werck eerst most sien ende hetselffde misschien soo sal bevinden dat hij uE. het uitgeven sal ontraden. Dat dede ick om hem in meer appetijt te stellen ende te toonen dat ick daer niet op uyt en ben. De helft heb ick hem nu behandycht; sal mergen met hem nader spreecken ende binnen acht dagen uE. van alles verwittygen.

    Sooveel sien ick wel dat 13 ende 164 den voortganck garen sagen, en twijfele niet ofte sullen licht verstaen om uE. buiten schade te helpen houden. Maer sij konnen dat alleen niet doen, ende voor andere in te staen soude te lastych vallen; met veele te handelen vind ick niet geraden. 13 dede mij een voorslach dat 12 persoonen haer sterck souden maecken van elckx een twaelffde part te furneren, soo het daer niet betaelt en wiert. Ick sal sien off men kan vercrijgen dat sij het sonder conditie doen. De swaricheyt is dat het oude luden mochten sijn ende souden commen te sterven. Dan men kan in sulcke saecken niet alles hebben naer wensch; sal niet versuimen.

    Den lantsman5 heb ick noch niet gesproocken; sal het mergen doen ende sijn meenynge verstaen; naer ick voordesen heb gehoort, soo sal hij de editie goetvinden. Ick meen met 24 [prins van Oranje]6 niet te doen sal sijn; oock en sal het mijns bedunckens 349 [graef Heyndrick]7 niet goetvinden. Wt het gepasseerde te Rotterdam blijckt dat sijn Exc.tie noch tot geen versachtynge verstaet. Meester Pieter den barbier ende Jaques Marsys, twee seer hevyge persoonen,8 sijn buiten nominatie als schepenen geëligeert; dat siet verde.

    Ick kan hier niet hooren dat de handelynge van onse ambassadeurs in Engelant wel gaet.9 Dat weet ick van goeder hant - uE. mag het wel geloven - dat (de)n ambassadeur van den keyser10 instantie doet tot surceantie van wapenen (i)n den Pals, ende dat den conynck van Engelant daertoe genouchsaem is gedisponeert ende ten dien eynde soude senden milort Weston11 naer Brussel. Dat waer wederom een quaden slach voor den conynck van Bohemen. Men gelooft hier dat den conynck met Mansvelts ende Tourlachs volck Tilly heeft geslagen; vijfthienhondert sijnder dootgebleven, de reste van de troupes in route.12

    Hier vint men geen nieuwe middelen, men licht vast penyngen op interest, de munte verloopt seer, de misverstanden versterven niet. Men spreeckt seer hier ende in Brabant van tresves, die van Brussel commen seggen dat men daer wenych preparatie tot den oorlooch doet.

    Dit is hetghene ick hier heb t'mijner aencomste g(eh)oort; sal mij van alles bij gelegentheyt informeren ende dese weecke yet voor u particulier arresteren. Ick meen haest te vertrecken. Sal noch misschien antwoort op desen verwachten. Laet niet dickwels te

    199

    schrijven, voornemelijck alles wat 349 [graef Heyndrick] dienstych wesen kan. Ick sal met Stoutenburch ende Groenevelt13 spreecken.

    uE. dienstwillyge broeder,
    N. Reygersb.

    Met haest. Desen 10 Mey 1622.

    Adres: A monsieur/(mo)nsieur Grotius, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 10 Mey 1622 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, RK, M 1c, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 3-5 (no. 753 (dl. II)). Antw. op no. 750 (dl. II). Grotius heeft de oplossingen van de cijfercodes boven de regel bijgeschreven.
    2 - Dirck Gerritsz, Meerman (1567-1631), in 1618 als lid van de Delftse Veertigraad afgezet, in 1626 weer in het stadsbestuur opgenomen.
    3 - Verantwoordingh van de wettelijcke regieringh van Hollandt, [Hoorn] 1622 (BG no. 872).
    4 - Otto van Zevender, heer van Kenenburg, tot 1619 baljuw en dijkgraaf van Den Briel en het Land van Voorne († 15 januari 1627).
    5 - Wellicht doelde Reigersberch op Frederik Hendrik of raadpensionaris Anthonie Duyck.
    6 - Maurits.
    7 - Frederik Hendrik.
    8 - Mr. Pieter Jansz. van Oudewater, chirurgijn, en Cornelis Merchys (Marsys), zeepzieder, waren in 1621-1622 als schepen werkzaam. Cornelis Merchys was een zoon van een immigrant uit Antwerpen, Jacques Merchys (Engelbrecht, De Vroedschap van Rotterdam, p. 136 en p. 148-149).
    9 - Met Dirck Bas en Hendrick van Tuyl van Serooskerke maakte François van Aerssen van december 1621 tot februari 1623 deel uit van een buitengewone ambassade naar Engeland ter regeling van de geschillen over de handel op Oost-Indië.
    10 - Georg Ludwig, graaf von Schwartzberg, extraordinaris ambassadeur van de keizer in Groot-Brittannië.
    11 - Sir Richard Weston, eerste Earl of Portland (1577-1635) (DNB LX, p. 364-367).
    12 - In samenwerking met Ernst, graaf van Mansfeld-Heldrungen, markies van Castelnuovo en Buttigliera, en Georg Friedrich, markgraaf van Baden-Durlach, had Frederik V op 27 april 1622 bij Wiesloch in Baden Johan T'Serclaes, graaf van Tilly, verslagen (CSP Ven. 1621-1623, p. 318; Res. SG (1610-1670), V (1621-1622), p. 499).
    13 - Willem van Oldenbarnevelt, heer van Stoutenburg, en Reinier van Oldenbarnevelt, heer van Groenevelt.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]