[Grotius meende] niet donkerlijk ... te konnen merken dat de voorgemelde Staetsgezant [François van Aerssen], nu te Parijs gekomen zijnde,2 zich heimelijk ter gunste van voorname hovelingen zocht in te wikkelen en tegens hem - De Groot - zijn naedt te naeien;3 ... schreef hij in een brief van den negenentwintigsten van Grasmaendt:
Men leit ... hier alle practijken aen om mij uit mijn vaderlandt, ja uit alle hoeken van de werelt te sluiten en te doen dansen zoo men wil.