eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1117. 1627 januari 2. Van J. Wtenbogaert.1

    Mijnheer,

    Sedert d'uwe van den 29 November2 heb ick niet van uE. gehadt. Mijn leste was den 21 December.3

    Niettegenstaende sijn Excellentie selve geraden had req[ueste] voor Louvestijn4 te presenteren ende geseydt te sullen recommanderen, alsoock soo soo is geschiet, isse affgeslaghen. Buyten opinie viel wat tuschen beyden dat de saeck traverseerde ende de recommendatie was niet ernst genoch. Hij had gemeynt - schijnt - men soude hebb(en) geseydt advis aen sijn Excellentie, maer 't failleerde. Hollant slouch plat aff, d'andere wilden 't Hollant niet over den hals dringhen - gelijck men de synode overdrongen -, dus bleeff het steecken. Men sach dit comen ende versocht derhalven meerder ernst. Nu excuseeren hyerop, daerop. Dan men wil 't hervatten ter naester dachvaert, die wesen sal d'aenstaende wecke ende dit weder door advis van sijn Excellentie. Dan de voet is noch niet genoempt, soo ick meyn aen beyde, te weten Generaliteyt ende Hollandt, opdat het d'een op d'ander niet en schuyve, ende men meynt Hollant de saeck onder haer dapper sal bedisputeren. Hoe uE. persoon vermaent is, eerst in seeckere communicatie van gedep[uteer]de, daernae in de vergaderinge van Hollandt bij - doch flau - rapport, ende d'apparent(ie) van hervat te worden ter naester dachvaert, hebben d'uwen uE. ontwijfelick geadverteert.5

    Langerak6 schrijft dat 't stuck van de equippagie ter zee aldaer dapper voortgedreven

    305

    wordt, alsoock dat van de commercie, ende dat de gebannene aldaer - wien hij meynt, laet ick daer - den cardinael dappere instrumenten suppediteren tot vorderinge, oock dat d'Espesses7 hier all tapt wt d'een ende d'ander wat hij can om derwaerts te schicken. Men meynt dat dit schrijven van Lang[erak] uE. saeck vorderen sal door d'apprehensie die men heeft, bijsonder t'Amsterdam, die uE. schijnen gunstich te sijn ende van dewelcke men voor het toecomende noch beter hoopt. Andere meynen dat het wel mochte quaet doen, indien de quade willen opiniastreren ende tot haer vordeel nemen dat men quansuys 't landt aldaer ondienst doet uyt spijt. UE. swager8 heeft goeden moet ende ick bidde dat het wel succedere. De brieff die Oloff9 geschreven had, blijft daer sonder replycke. De man sal mijns oordeels de [maent] Maert niet doorcomen, indien hij die haelt, helas. Dus onttreckt God de nutste instrumenten.

    Mehden10 heeft aen den Factoor geschreven11 all voor acht daghen ende doen leveren de motyven van sijn transport. Hij las ende nam alles wel; seyde op 't punct van de aenspraeck dat hij niet sach hoe het secreet soude connen geschieden, ende volgens, dattet voor dese tijdt noch niet konde geschieden; begeerde, hij wilde bij geschrift stellen dat hij begeerde. Vondt de resolutie van de purge braeff, maar meynde best noch wat te toeven, totdat de compagniën wat met meer goede souden sijn beset. Op 't versoeck van zijn woordt, dat hem geduerende zijn aenwesen alhyer geen leet soude geschieden met zijne toelatinge, seyde niet te weten hoe hij dat soude konnen geven ende hem helpen, wanneer de parthije hem overviel buyten zijn voorweten, gelijck conde geschieden; anders mocht hij hem van sijn gunst verseeckeren, indien sij het eerst met hem communicee(rden). Mehden is evenwel noch niet geresolveert zijn meninge te schrijven, maer wil noch blijven aenhouden op de aenspraeck om reden; wil oock met de purge niet soolange toeven, liever willende preveniëren als geprevenieert worden.12 D'ad[vocate]n souden de consultatie gaerne van vele, oock van andre provinciën doen teeckenen, om te meer gewichts te doen hebben. De wijste evenwel laten hem duncken dat het versoeck - hoewel met injustitie - sal affgeslaghen worden. Mehden seydt dat hij is paratus in utrunque13 ende dat hij oock met het leste degelick zijn profijt meynt te doen. Hij heeft met Schoneberch14 gesproocken, die hij vindt nae wenschen ende, soo hij hoopt, in 't geheel ende in 't deel goedt sal doen met ernstige aenspraeck aen den Factoor.

    De vergaderingen gaen wacker voordt aen alle plaetschen. Een ernstich vigoureux woordt, gesproocken in loco, sou alles helpen, maer 't wilder niet uyt. Die meest bij hem comen, symboliseren in flauwicheyt. 't Can evenwel dus niet lang blijven, 't moet omslaen ten eenen off ten anderen.

    Dusverre was ick gecomen eergisteren ult[imo] mensis et anni, meynende daermede te sluyten. Soe compt mij schielick de tijdinge dat de raetpens[ionaris]15 's daechs tevoren in 't collegie had gebracht dat Wtenb[ogaert] hier was, daerom veel te doen was geweest,

    306

    met dispute off men huyssoeckinge soude doen doen, Den Haech besetten ende ick weet niet wat meer, op 't swaerste. Dan dien dach niet besloten sijnde, was 's anderendaechs de bailliou16 ontboden ende hem aengeseydt datter geruchten liepen van stercke vergaderingen hyer gehouden dese Kersdaghen ende van de compst van Wtenb[ogaert], met last van sich te informeren. UE. swager quam dien dach bij mij, wist nergens van. Ick seyde het hem, hij hoorde het met verwonderinge. Watten dingen, dat men gelooft dat die man in 't landt ende dan noch in Den Haege soude komen? De man is wijser. Sulcke geruchten zijn meer gehoort. Nu hoor ick niet meer daervan. UE. dencker eens om.

    Victor17 is in sijn oude plaets, is vrij sieckelick, doet niet dan medicineren. Ick ben, God loff, cloeck ende gesont, bereydt uE. dienst te doen.

    Hiermede sluyt ick, uE. ende joff[rouwe] uE. huysfr[ouwe] wenschende een gelucksalich nieuwe jaer. Groetenis ende gebiedenis aen de vrienden daer,

    uE. dienaer,
    Grat[ianus].18

    2 Jan[uari] 1627.

    Adres: Aen mijnheer/mijnheer de Groot, Paris. Cito, cito.

    In dorso schreef Grotius: 2 Jan. 1627 Utenb.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, ongecat., eigenh. oorspr. Gedeeltelijk gedrukt in no. 1117 (dl. III), op basis van Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 4, p. 321-323. Sinds 26 september 1626 verbleef de remonstrantse leidsman Johannes Wtenbogaert weer in het vaderland.
    2 - Ontbreekt.
    3 - Ook deze brief is verloren gegaan.
    4 - In het slot Loevestein werden enkele remonstrantse predikanten gevangen gehouden. Zie voor hun namen no. 1066 (dl. III). In Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 1, is correspondentie bijeengebracht met veel details over de pogingen om op voorspraak van Frederik Hendrik bij de Staten-Generaal en de Staten van Holland vrijlating te bewerkstelligen.
    5 - Tijdens besprekingen in de vergadering van de Staten van Holland van 19 november tot 22 december 1626 werd naar Grotius verwezen in verband met Franse pogingen om tot de oprichting van een Indische Compagnie te geraken. Volgens Nicolaes van Reigersberch zouden de Amsterdamse gedelegeerden Grotius' rappel hebben willen bevorderen; vgl. no. 1111 (dl. III)
    6 - De Staatse gezant in Parijs, Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak. Hetzelfde bericht in Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 1, p. 78, Wtenbogaert aan Simon Episcopius, z.d. [= 2 januari 1627].
    7 - Charles Faye, heer van Espesses, ambassadeur van Frankrijk.
    8 - Nicolaes van Reigersberch.
    9 - ‘Oloff’, niet geïdentificeerd. Eenzelfde opmerking over deze ‘Oloff’ in Wtenbogaerts brief aan Simon Episcopius, z.d. [= 2 januari 1627] (Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 1, p. 79-80). Wellicht betreft het hier Otto van Zevender, heer van Kenenburg, tot 1619 baljuw en dijkgraaf van Den Briel en het Land van Voorne; hij was ernstig ziek en zou op 15 januari 1627 overlijden (ibidem, p. 41 en 104-105).
    10 - Wtenbogaert doelt op zichzelf.
    11 - Zie voor deze brief aan Frederik Hendrik (‘Factoor’) ibidem, p. 37-40.
    12 - Vgl. Walther nos. 14604a en 38186. Wtenbogaert wilde zich door een ‘versoeck van purge’ voor het Hof van Holland verdedigen tegen de beschuldiging van ‘crimen laesae Maiestatis’. Het rekest, dat met een rechtsgeleerd advies van een groot aantal advocaten aan de Staten-Generaal werd aangeboden, werd op 9 januari 1627 afgewezen (Rogge, Johannes Wtenbogaert en zijn tijd III, p. 127 en 139-142).
    13 - Vergilius, Aeneis 2, 61.
    14 - Simon van Beaumont.
    15 - Anthonie Duyck, raadpensionaris van de Staten van Holland.
    16 - Quintijn de Veer, heer van Callantsoog (H.P. Fölting, De Vroedschap van 's-Gravenhage, p. 82-83).
    17 - Schuilnaam van Nicolaes Grevinchoven (ca. 1578-1632), predikant te Rotterdam, in 1619 als remonstrant afgezet.
    18 - Wtenbogaert was gewoon zijn brieven met schuilnamen als ‘Gratianus’ en Hans (Johan) van Me(h)de(n) te ondertekenen.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]