eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1048. 1626 januari 8. Aan N. van Reigersbergh1.

    Mon frère,

    De uwe van den XXIII december uyt Zeelant is mij zeer aengenaem geweest, ons dienende tot verstercking van goede hoope. Ick blijve bij mijn opinie, dat het

    7

    niet geraiden is, dat ik soude Aersens2 doen aensoucken om hem te spreecken, ick, dye noyt mij gelaeten en heb als off ick soude willen versoucken weder in 't landt te mogen comen, zijnde altijdt geweest van opinie, dat soo sulcx geschieden soude, dat het behoorde te geschieden op den naem van de vrunden, verlangende nae mijn geselschap, doch niet sonder de saecke ondertast te hebben, om geen water te vergeefsch vuyl te maecken. Eenige meenen, dat ick op het simpel woord van den prins3 behoor te gaen in 't landt ende dat de rest ter volle verzeeckering wel volgen soude. Wil Aersens yet goed doen, hij can 't wel doen sonder mij te spreecken, want het niet spreecken can hem niet offenseren, alsoo ick het laet als op het oude verbot ende vermijde mij van yet te spreecken off te doen, dat hier nadeelich soude mogen zijn. Dan off in zijn absentie off in zijn presentie meer soude staen te hoopen, weet ick niet ende sal sulcx op de wijsheyt, dye daer is, laeten aencomen; ende soo het goed gevonden werdt, noch dit jaer hyer passeren, al waer het sonder hoop van gagie, te meer soo wij 't geselschap van suster Blonck4 mogen genieten. Maer Neeff5 mach wel weten, dat ick sedert sijne tijdt wat rond gesproocken heb ende mij verclaert noyt te sullen verstaen tot de desseigns, dye alhier in swang gedaen, als het landt, zijne persoon ende huys naedeeligh. Alle propoost, dye men hyer houdt, tenderen om in ons landt een cryme van staet te maecken alle handelinge met Spaignie; ende ondertusschen zijn de assistentiën sober ende alle de boucxkens noch dagelijck vol van dye oude versufte pretensiën. Ick meen ter contrarie, dat men moet laeten verluyden, dat wij blijvende in oorlogh immers soo veel voor ons buyren doen als voor ons selven ende dat wij voor de vrijheyt al willen doen, dat met eenige goede apparentie can geschieden, maer niet om onder vremde heerschappije te comen. Dus spreeck ick ende dit en smaeckt hyer niet ....

    Men claeght hyer over een Nederlandsch boeck, genaemt de Apoca(lyps) van Hollant6, dye ick niet gezyen heb, geschreven tegen de actien van p(rins Maurits), Arsens ende anderen.

    Langerac7 praet hyer nae de mondt om ...... s jaers.

    De verclaering van de clergé8, waervan ick sch(reef) .... gerepareert de faute eertijds gedaen in de Assemblée (van Rouen) resoluyt voor de independentie van de croon, ende ........ coningen schoon persecuteurs zijnde van de religie ....... de alliantiën met de ketters niet en zijn verbo(den) ....... Spaensche ambassadeurs uyt Engelant zijn ...... hyer geschyet is van geen vivres uyt te voeren op ... sal niet veel te beduyden hebben; ende alleen afl .... van de gouverneurs.

    Ick meen Botru9 nu daer is .... hij heeft credyt bij den coning ende dyent

    8

    daerom g .... van de oude magistraet, waertoe dienen can de .... van Roseus10, Bassincourt11, Spaignie12. De heer van der Myle13 can daerin arbeyden, oock ter eere van sijn schoonvader.

    Men seyt hyer, dat d'Espesse14 (gedespiteert?) is tegen Buckingam15, dat soude oock dienen waergenomen. 't Waer oock oorboir, dat d'Espesse door een derde wierd geinstrueert, dat de onsen considerabel zijn in 't landt.

    Bleinville16 in Engelant heeft de saecke meer verargert dan gebetert ende men stoort hem hyer over het executeren van eenige priesters in Engelant.

    Ick en vinde niet goedt, dat men de Admiraliteyts luyden17 wil doen rechten door commissarissen, men moest het doen door den Raad van State, nemende advys van de naeste collegiën van Justitie.

    Ick meen, dat nootelick de remonstranten moeten worden gefavoriseert tot onbeschaedicht exercitie in haer huysen off schuyren, eer men tot eenige accommodatie sal connen geraecken. Ick vinde goed, dat uE. eens een praetje maecke met Matelieff18 ende mij van het wedervaren advisere.

    't Soucken van de juwelen van Engelant te versetten toont, dat de geldassistentie van daer niet groot en sal zijn. Ick soude van de ligue wat houden, indyen een goede portie van het geldt tot opbrenging van het leger noodigh waer gefurneert tot Amsterdam. Nu doet men veel met woorden ende niet effectivelijck.

    Ick verlang te verstaen, off Vosbergen19 van selfs - want ick niet goed en vinde hem aen te soecken - yet sal voorslaen mij aengaende.

    Desen dagh seyde mij een van dye over de saecken gaen, dat de prins van Orange wel soude doen ende Breda aen andere goederen te vermangelen; de reden is, om daerdoor niet bewogen te worden tot paix ofte trefves. Deselve sprack met zeer cleyn respect van het huys van Nassau, waerop ick antwoorde nae mijne affectie. Maer dit doet mij quaedt ende men heeft groot ongelijck, soo men daerop niet en lett.

    Men moet hem wel wachten van eenige steden in te ruymen, al waer dye schoon van cleyne importantie; want het is een beginsel om t'elcke reyse verder te comen ende soude loopen sonder end. In Engelant is niet lang geleden een boeck

    9

    uytgegeven gemaeckt bij Montacutius20, dye bij den coning wordt onderhouden gelijck Casaubon21 voor desen; dewelcke antwoordende aen een jesuyt, dye hem objicieerde eenige leerpoincten gestabilieert bij de synode van Dordrecht, in substantie antwoorde aldus: Haecne Ecclesiam Anglicanam docere? Imo non docuit, non docet, et per Dei gratiam non docebit. Amplius affirmo doctissimum quemque ab illis dogmatibus abhorrere. Respicis puto ad aliquae, quae trans mare acta sunt: sed ea ad nos nihil pertinent.

    Ick sal hyermede eyndigen ende uE. een geluckigh jaer wenschen.

    Den VIII Januarii XVIcXXVI tot Parijs.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H6j; ernstig beschadigd. Eigenh. oorspr.
    2 - Fr. van Aerssen.
    3 - Frederik Hendrik, graaf van Nassau, prins van Oranje (1584-1647).
    4 - Maria's zuster Suzanna, wier echtgenoot, Dr. Anthonie Bloncke in 1622 was overleden.
    5 - Frederik Hendrik, graaf van Nassau, prins van Oranje (1584-1647).
    6 - Den Hollantschen Apocalypsis, door de jezuiet Ch. Scribani; W.P.C. Knuttel, Catalogus van de pamflettenverzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage 1889-1920, no. 3676; cf. id. no. 3609.
    7 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak (1569-1634), die in 1614 Fr. van Aerssen als gezant in Parijs was opgevolgd.
    8 - Zie p. 6, n. 5.
    9 - Guillaume Bautru, comte de Serrant (1588-1665), die als ‘interprète des ambassadeurs’ aan vele Franse gezantschappen werd toegevoegd; ‘daer’ wil zeggen: bij U, in Holland.
    10 - De Haagse predikant Henricus Rosaeus (1577-1637).
    11 - Zie p. 6, n. 4.
    12 - Jean d'Espagne (1591-1659); zie II, p. 504 en n. 9 aldaar.
    13 - Cornelis van der Myle (1579-1642); zie II, p. 461 n.l.
    14 - Zie II, p. 334 n. 3.
    15 - George Villiers, hertog van Buckingham (1592-1628), minister van Karel I van Engeland.
    16 - Jean de Varigniez, seigneur de Blainville († 1628), in september 1625 als buitengewoon gezant naar Engeland gezonden om meer vrijheid voor de rooms-katholieken aldaar te verkrijgen.
    17 - Zie no. 1028 (II, p. 487 vv) en p. 488, n. 4. Zie ook Jan Wagenaar, Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland, van de vroegste tijden af; uit de geloofwaardigste Schrijvers en egte Gedenkstukken samengesteld, Amsterdam 1700-1800, XI p. 41 en Lieuwe van Aitzema Saken van Staet en Oorlogh in, ende omtrent de Vereenigde Nederlanden Beginnende met het Jaer 1621, ende eyndigende met het Jaer 1632. In 's Graven-Haghe Anno 1669, I p. 529 v.
    18 - C. Matelief de Jonge, admiraal en bewindvoerder der Oostindische Compagnie; zie over hem I, p. 285 n. 4.
    19 - Caspar van Vosbergen (1574-1649), raadsheer in de Hoge Raad van Holland, Zeeland en Westfriesland en verwant aan Grotius.
    20 - Richard Montagu (1578-1641), wiens boek Apello Caesarem: a just appeale from two unjust informers begin 1625 in Londen was uitgekomen.
    21 - Isaac Casaubonus (1559-1614), Frans klassiek filoloog en calvinistisch theoloog. In 1610 om zijn protestantisme naar Engeland gegaan ontving hij daar een jaargeld van Jacobus I.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]