eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    86

    1110. 1626 november 28. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick hadde den ingesloten2 geschreven om te gaen met den baron van Horn, dye op Dynxdach had geseyt te vertrecken ende noch hyer is, waerom ick denselven brieff van hem weder heb geëyscht.

    D'heer Pijnacker3 - van wyens propoosten in den bijgaenden brieff naerder onderrechting is - is alhier opgehouden geweest op hoope van eenige recompense te becomen van eenige Franchoysen verlost tot Alger; maer hyer meent men, dat de Staeten sulcx schuldigh waeren uyt crachte van het tractaet van Compiègne4, soodat hij, niet gecregen hebbende, heel anders spreeckt van Vrancrijck als hij eerst dede, waertoe dye van de religie eerst haer best gedaen om hem op te maecken. 't Hoff is ende blijft dese winter tot Parijs, alwaer wij oock hebben d'Assemblée des Notables, bij mijne voorgaende5 gementioneert. De cardinael6 heeft met groot geldt becomen de gouvernementen van Havre de Grace ende nu oock door een geinterposeerde naem van Brouagh om volcomentlijck te commanderen over de custe, waertoe hem wel noodich soude zijn eenich toeloop van volck, om daerdoor eenige reputatie te becomen, als restaurateur - gelijck hij hem noemt - van 't commercie ende de navigatie.

    Ick crijgh alledag luyden, dye mij sonderen om te zyen, wat dienst ick voor Vrancrijck soude willen doen ende houde mij seer in generale termen, om redenen uE. bekent.

    De man van credentie7 heeft mij geschreven van de t'samenspraeck ende onder andere op 't gunt uE. in de zijne aenroert schrijft hij in dese termen: ‘Indyen men enckel wil comen tot accomodatie met de contraremonstranten, daervan uE. swager sprack, ende men met den man naerder spreecken sal, ist beste wij daerin een voet raemen sullen tot contentement, om immers d'ander in 't ongelijck te stellen, soo men niet vorderen can’; haec ille. Dat hij wat difficyl is in openinge te doen, comt bij omdat hij hardhoofdicheyt kent van de wederpartije, met denwelcken onmogelijck sal zijn, soo ick mene, yet goeds te doen, tenzij haer het brachium saeculare t'eenemael ontvalt.

    Wat mijne saecke in 't particulier aengaet, ick ende mijn huysvrouw connen ons niet wel imagineren, dat yet goeds can vallen om de macht van onse vijanden. Immers vinden gantsch niet geraiden yet hyer in te stellen. Van hyer te blijven is oock vol difficulteyt. Ende Duytschlandt is in oorlogh8. Godt wil ons stuyren ende leyden. Ick sal zyen, wat door vrunden bij d'heer van Langerack9 can geschieden.

    De saecke van den man van Alcmaer10 sullen wij wat insyen; ick sal op zijn actiën letten soo veel mij mogelick is.

    87

    Nopende de boecken, de oude doctoren zijn hyer niet wel te becomen, maer wel dye van den nieuwen tijdt ende eenige arresten ende playdoyen. De Mémoires van Plessys11 ende les Oeuvres de du Vair12 seer wel zijn te becomen. Ick meen uE. heeft d'Ossat13 ende Mémoires de Villeroy14; daer is oock een bouck van de ambassaden ende negotiatiën van monsr. du Peroy 15. Ick en weet niet, off uE. van de Gryecksche ende latijnsche alsoock Italiaansche historiën zijt versyen. Daerom wilt uE. de intentie wat naerder particularizeren; ick en sal niet laeten uE. daerin ende in alles, wat ick vermach, te dyenen, wetende, dat al dat ick doen can zeer weynich is in comparitie van 't gunt uE. voor ons doet.

    Mijn huysvrouw ende kinderen doen haere gebyedenisse. Aen mijn broeder de Groot sal ick schrijven door monsr. de Horn; dese heb ick met den eersten willen voortsenden wetende, dat de tijdt sulcx vereyscht. Sal in dese occurentie blijde zijn geinstrueert te werden van alles, dat in consideratie can comen.

    Den XXVIIIe Novembr. XVIcXXVI.

    UE. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H8e. Eigenh. oorspr.
    2 - No. 1109; zie aldaar.
    3 - Zie no. 1099, p. 73 n. 10.
    4 - Gesloten in 1624.
    5 - No. 1109; zie aldaar.
    6 - De Richelieu.
    7 - Dirck Gerritsz. Meerman (1567-1631). In 1618 wegens zijn remonstrantse gezindheid ontslagen kwam hij in 1626 weer in de regering van zijn vaderstad Delft.
    8 - Zie betreffende aanbiedingen uit Duitsland nos. 1115 en 1125.
    9 - Gideon van den Boetzelaer; zie no. 1048, p. 7 n. 5.
    10 - Schapecaes de Witte; zie no. 1061, p. 31 n. 10.
    11 - Philippe de Mornay, seigneur Du Plessis-Marly (1549-1623). Van zijn mémoires, Mémoires de messire Philippes de Mornay, seigneur du Plessis-Marli, contenant divers discours, instructions, lettres et dépesches par lui dressées, ou escrites aux rois, reines, princes, princesses, seigneurs et plusieurs grands personnages de la chrestienté depuis l'an 1572 jusqu'à l'an 1589 ensemble quelques lettres des dessus dits au dit seigneur du Plessis, zijn de delen I en. II te La Forest verschenen in 1624-1625; III en IV kwamen later te Amsterdam uit, in 1652.
    12 - Guillaume du Vair (1556-1621), moralist, politicus en in 1616 voor korte tijd garde des sceaux; kort nadien met de titel van graaf bisschop van Lisieux. Zijn werken werden in 1606 verzameld en sedertdien min of meer compleet herdrukt. De beste en meest volledige uitgave zag te Parijs in 1641 het licht.
    13 - Kardinaal Arnaud d'Osaat, advocaat en diplomaat (1536-1604). Van zijn werken verdient vooral vermelding een verzameling brieven aan de Villeroy (zie onder, n. 4), die golden als een inleiding in de diplomatie.
    14 - Nicolas de Neufville, seigneur de Villeroy (1542-1617), secrétaire d'État onder Hendrik IV en Lodewijk XIII. Zijn mémoires Mémoires d'État, servant à l'histoire de notre temps, depuis 1567 jusqu'en 1604 zijn uitgegeven door Auger de Mauléon, Paris 1622.
    15 - Bedoeld is de I, p. 76 n. 2 genoemde kardinaal Jacques Davy Duperron (1556-1618), wiens Ambassades et Négociations in 1618 door zijn secretaris César de Ligny werden uitgegeven. Zijn werken werden eveneens door de Ligny verzameld en onder de titel Les Diverses Oeuvres de l'illustrissime cardinal Duperron uitgegeven te Parijs in 1622; in 1623 verscheen te Parijs Les Ambassades du Cardinal Du Perron, Archevêque de Sens, depuis l'an 1590. jusqu'en 1618. avec les plus belles lettres qu'il a écrit aux Princes, Princesses et Seigneurs, et celles qui lui ont été adressées de leur part.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]