283
Laus Deo. Den 10 April 1628, savons ten 7 1/2 uure. In Amsterdam.
Mon cousyn,
Alsoo ick eens wtter stadt geweest zij, zoo sal ick cort sijn; wt de bijgaende keure sal uE. kennen syen, wat hyer gaende es.
Eergisteren hebben drye persoonen, een barbier, hoedemaker ende noch een van dyergelicke soorte, wtten naem van de gemeente, soo zij seyden, aen borgemeesteren gepresenteert requeste bij nyemant ondertekent, daerbij versocht wert executie van de placcaten jegens de remonstrantsgesinde. De predicanten, insonderheyt Smoutius2, blasen opten stoel de trompetten tot dyen eynde mede soo harde, dat het langer nyet es te lijden. De remonstrantsgesinde, soo binnen dese als alle andere steden, zijn doende omme op desen dachfaert aen de Staten van Hollant door eerlicke ende gequalificeerde persoonen te doen versoucke vrije exercitie ende daertoe te gebruycke de intercessie van enighe kercken buyten dese provintie, zoodat beyde de partijen dapper woelen ende staen de saecke mijns oordeels soo, dat wij onlangs wel wat nyeuws ende soo ick hoope wat goets mochten hooren, te meer alsoo nu op staende voet hyer in de stadt es gekoomen mijn heere den prince van Orange, simpelick met sijn hoffgesin, daertoe - soo mijn geseyt es - bij de magistraet deser stede versocht sijnde; es eerlicken ingehaelt. Eergistere wist men noch in den Hage van sijn vertreck nyet. Godt verlene hem wijsheyt ende geve ons rust ende vrede3. 't Vervolch sal ick uE. verwittigen, heb altans geen langer tijt, alsoo de boode opt vertrecken staet ende ick van buyten eerst thuys koome. UE. bryeff van 25 Martii hebbe ontfangen. Met grootten haest.
Uwer E. dienstw. couzijn
Joost Brasser.
Adres: A Monsieur Monsieur Grotius A Paris.
Port.
In dorso schreef Grotius: 10 April 1628. I. Brasser.