Joffrou de Groot,
In Zeelant comende sal vernemen, wat van Borsselen2 ontfangen is ende het overmaecken met de tweehondert guldens voor mij verschooten. De cleederen sal ick verwachten om dagelijckx te dragen naer het fatsoen daer is. Sestyen guldens voor een paer hoosen is mij niet veel, mits sij groot ende goet sijn. Het fatsoen van het behanchsel segt men hier dat de moode niet en is. Overslaet, wat een met rabatten sonder passement soude costen, de sprey daerin gereckent ende raet mij te besten. Tegens dat uE. een fraq maeckt, sal mede een nemen; dat sal sijn als wij beyde gelt hebben.
Om de costen behoort uE. niet te sien ende u kinderen3 tijt doen winnen. Pieter ende Direck souden het latijn van u man ende Cornelis leeren. Cornelis leert al schickelijck. De botheyt is hier te groot ende de gallardise is gelt waert. Pieter behoort mijns oordeels te studeren om advocaet te wesen. Sijn verstant is goet, wacht? wat geheugen ende het sitten sal hem wel dienen. Soude met een pardecken? te hove connen gaen. Het desseyn van Reael4 is wt. Dan is noch tijt
488
om te dencken gelijck mede van Direck. Soo mijn broeder den rentmeester5 wel waer beraden ende uE. de moyte niet ontsaecht, most sijn Pieter oock derrewaert senden. Ick sage garen mijn vrinden wel opgebracht, want het een groot steunsel is voor de familie. Cornelis doet mij wel hoopen. Ick heb brieven van Venetiën gesien, die spreecken van mr Berchouts6 ongeluck ende wert hier geloofft bij de heer Basius7. Joffrou Biscops8 dochter is nog niet getrout. Den raet van de vrienschap met Pol.9 te continueren vinde ick goet, ben oock van dat humeur ende daertoe verobligert door seer groote vrienschap, die ick niet en kan vergeten noch wil vergeten. Heb gisteren uE. gebiedenisse gedaen, die haer aengenaem is geweest. Dese middach ben ick daer noch te gast genoot geweest; hoope die ende alle andere vrienschappen wel te onderhouden, bijsonder met u neeff10, Diocletianus11, Constantius12, Maximianus13. Diocletianus is te Utrecht.Met seer grooten haest. Aen Joff. Vosberge14 sal ick de bootschap van de carreen? doen.