eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1449. 1629 november 23. Van W. van Oldenbarnevelt1.

    Mijn Heere,

    Den autheur van de memorie2 is mij gisteren wesen besoecken. Soo hem God gesont spaert, hope ick die uEd. toekommende reyse te senden.

    Dat van dese sijde anders als vrede begeert wert, kan ick niet bemercken, maer het is geen reden, dat de Staeten veel langer met haer antwoort souden wachten. Ick achte, dat de meeste stemmen bestaen in cleyne steden neffens eenige, die niet veel te waeter negotieren; de eerste werden meest van haere predicanten geregeert, de andere hebben mogelijck bittere pensionnarisen, die meenen, dat het een faulte soude sijn van de grootste, dat sij yet soude goet vinden, dat de oude regenten gedaen hebben, ende daerwt actie genoech fonderen om den trefves te verwerpen sonder op het gemeene welvaeren verder te letten. Ick hebbe mede altijts gevreest, dat het in Seelant in de gemeene man niet soude willen. Mandemaecker3 sal mede daer niet veel goets in doen als siende niet veel verder als sijn neus lang is, soodat het daer sijn moeyte sal hebben.

    Wat Vranckrijck gelooft van die haeren dienst wt ons lant hebben aengeboden, laet ick daer, maer de wegen sijn noyt ledich van haere couriers op Hollant. Ick hoope in corten tijt wat te hooren wt die quartieren. Ondertusschen obligeert uEd. mij ten hoochsten deelachtich te maecken van tgeene hij hoort, dewijle een van de bode, die ick gewent sij te gebruycken, in lange door een accident niet sal mogen reysen.

    Het accort van Italiën sal gevonden wesen, soo haest men de vrije dispositie van investiture aen den keyser4 sal gelaeten hebben, die niet anders als met rechten sal geschieden, want het onmogelijck is willich te lijden, dat den koninck van Vranckrijck den keyser wet sal setten in sijne jurisdictie.

    131

    De tijdinge van Baugy5 sijn gemeenlijck met passie gemengt, veel meer die van sijnen secretaris6. De bagagie van Botru7 is hier gearriveert. Soo daetelijck kommen brieven aen Meusnier8 van den secretaris van Baugy melden dat Roseus9 opentlijck tegens den trefves soude gepreeckt hebben, waerover die van den provincialen raet hem een reprimande gegeven hebben, doch heeft geantwoort, dat hij preecken most volgens sijne consciencie. Ick geloove niet, dat hij eenen text sal vinden tot confirmatie van sijne conscientie.

    Burick10 soude genomen sijn. Den Veador generael11 van hier vertreckende naar Spangniën is door den superintendent van de milicie12 met last van den koninck13 tot Hal gearresteert, alwaer hij geëxamineert is geweest ende sijne pampieren afgenomen sijnde is voorts verreyst. Men meent, dat al verder enquesten sullen gedaen werden.

    Ick doen mijne dienstige gebiedenisse aen mejoffrou uEd. huysvrou ende familie, blijvende

    Mijn Heer,

    UEd. gansch ootmoedigen dienaer,
    W. d'Oldenbarnevelt.

    Brussel, den 23en Novembr. 1629.

    In margine schreef Grotius: 23 Nov. 1629. Stoutenburg.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. A 4 j. Eigenh. oorspr. Gedrukt Kroniek Hist. Genootsch. te Utrecht 1873, p. 461.
    2 - Vgl. nos. 1438, 1441 en 1445.
    3 - Adriaen van Manmaker, ridder, lid van de Staten van Zeeland en de Gecommitteerde Raden, destijds een der 24 rechters.
    4 - Ferdinand II.
    5 - Nic. de Baugy, de Franse gezant in Den Haag.
    6 - Niet geïdentificeerd.
    7 - Guillaume Bautru; zie no. 1421, p. 93 n. 7.
    8 - Zie de verwijzingen in no. 1445, p. 125 n. 2.
    9 - Henricus Rosaeus († 1637), contra-remonstrants predikant te 's-Gravenhage.
    10 - Door luitenant-generaal der ruiterij jonker Thomas van Stakenbroek († 1644), heer van Croy en Naland; zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 888.
    11 - Gaspar Ruiz de Pereda.
    12 - Niet geïdentificeerd.
    13 - Philips IV.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]