eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1880. 1633 september 24. Aan J. Wtenbogaert1.

    Mijn heer,

    De saecke van uE. Neef2 bij uE. laeste brieven aen mij in t' breede verhaelt heb ick wel ingenomen ende hebbe alrede de occasie waergenomen om iet daerin te arbeiden met te meerder lust, omdat nevens de affectie, die ick altijd heb gehadt om alle personen tot redelijck accoord te raiden, oock bijcomt uE. recommendatie, die bij mij altijd sal sijn van hooge gewichte. Ick bidde Godt, mijn heer, dat hij uE. noch een tijdt in gesontheit wil spaeren tot sijnen dienst ende mij de gelegentheit geven om metterdaet te mogen toonen, hoeseer ick mij houde te sijn

    UE. geobligeerde dienaer
    H. de Groot.

    Tot Hamburg, den 24 Sept. 1633.

    Adres: Mijn heer Mijn heer Utenbogard.

    In dorso schreef Wtenbogaert: Grotius 1633 Recepta 5. Octobris. Resp. 8 Octobris; van Augustijn neeff.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, U.B., coll. Pap. 2. Eigenh. oorspr. Gedeelt. gedrukt Rogge, Br. Wtenb. III: 4, p. 215.
    2 - Augustijn Fransz. Wtenbogaert, wiens zoon Frans in 1628 Grotius te Parijs heeft bezocht; zie III, p. 317 en n. 6 aldaar, en III no. 1294, p. 356. Zie betreffende de vader nog III, p. 358 en n. 8 aldaar.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]