Mon frère,
Desen brieff, die door den soon van de heer advocaet Van Sorgen2 uEd. sal werden gelevert, sal uEd. connen seggen, hoe qualijck de brieven vandaer, immers voor mij, worden bestelt, want mijn leste sijn, om van vorygen tijt niet te spreecken, van den sevenden Septemb., daer andere van den 14, 20 ende 26 van deselve maent brieven hebben ontfangen. UEd. kan weten, waeraen het hapert, want alle die brieven gecomen sijn door den wech, die ick voor desen hadde gerecommandeert. Bijaldien uEd. eenyge brieven, die van mij behoren te commen, vermist, de faute is aen mij niet, want ick te minsten eens te weecke schrijve, selffs alsser geen occasie is bij avance, al waert sonder materie. Dit bij dese occasie, om ordre, ist mogelijck, tegens dese desordre te vinden ende ons gerust te stellen, dat onse brieven van quade handen mogen blijven gepreserveert.
Op het versoeck bij Manlius3 gedaen is versocht door eenyge van Aristoteles' volck4 het advis van Gracchus5, dewelcke heeft geantwoort het verblijven van Serranus6 nu nodyger te wesen als te voren, ende niet te connen oordeelen, dat
265
van daer hij is mach vertrecken; soodat alle de grote devoiren niet en opereren, want in conformité van dat advis is geresolveert.Spartacus7 is bij Aristoteles naer de Lely8 genomineert, doch difficulteert; Hanno9 meen ick niet de plaetse sal willen suppleren.
Tot het veroveren van de Schans10 is geen apparentie. Den viant is met sijn meeste macht naer Gennep ende heeft een brugge over de Mase geslagen. Ses duysent man is gebleven, wel geretrancheert, om de schans van volck te ververssen.
De treves hout men tusschen Polen ende Sweden11 voor vast.
De sterfte neempt noch toe, over acht dagen sijn over de twaelffhondert tot Leyden gestorven. Alle de professoren retireren haer ende st(ae)n de lessen stille, soodat de heer Summaise12 niet houft te haesten. (Wa)t uEd. van de Historie van den iongen Vossius13 oordeelt, wilde ick wel weten; hij gaet seer resoluyt in sijn oordeel.
Desen langer te maecken laet mij den tijt niet toe, alsoo den wint goet is ende ick van de heer advocaet Van Sorgen werde aengesproocken, soo den brenger op sijn vertreck stont. Bidde om mijn gebiedenisse aen mijn suster.
UEd. dienstwillygen ende seer geaffectionneerden broeder
N.v. Reigersberch.
Desen 6 Octob. 1635.
Adres: Mijnheer (Mijnh)eer De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. Tot Paris.
In dorso schreef Grotius: 6 Oct. N. Reig. 1635 Ruse(?) du Card. Contre le Pr. d'Orange.
En onder aan de brief: Duc de Beruller.