eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    2725. 1636 augustus 25. Van N. van Reigersberch1.

    Lange jaren is'er iets op de stadt Vlissingen gebrouwen geweest, waarvan men altijdt achterdenken heeft gehadt, ook eenige verdagt zijn geweest, zelfs een genaamt Floran2, tevoren bij monsr. de Soubise3 ten dienste van Rochelle gebruikt, in de gevankenisse gestelt. Maar de waarheit heeft men nu eerst ontdekt.

    Geduurende de gevankenisse van den admiraal Collaart4 binnen Middelburg is door intelligentie en correspondentie van eenen La Motte5, Fransman van

    344

    geboorte, voor dezen gevaren hebbende op de vrije nering en nu bij de kruicers als kapitein van een fregatte gebruikt, de aanslag gearresteert. En de meening is geweest denzelven den veertienden van deze maandt ter uitvoering te leggen.

    La Motte, woonagtig te Vlissingen, had zijn vrouw onder voorwendsel van quade menagie van zich doen gaan, die in plaats van naar Hollandt te reizen zich naar Brabant had begeven. Hij zelf in zee sijnde gemant onder andere met twintig Duinkerksche matroozen, die veinsden hier in dienst te willen blijven, had zich bij daartoe gestelde schepen in zee door die van Duinkerken laten nemen ontrent den tijdt, dat het dessein moest worden geëxecuteert. Vier van des vyands fregatten zouden nevens de zijne zich hebben gevoegt om dit werk te volvoeren. Gezamentlijk waren die vijf fregatten gemant met twee duizent mannen, alle uitgelezen volk, Yren en Bourgonjons, van Duinkerken t'zeil gegaan om het voornemen te volvoeren.

    Dan of het quade weder of, gelijk meer apparentie heeft, omdat het Zeeuwsche esquader, gecommandeert door Jan Evertze6, deze vijf fregatten hadde ontdekt en dezelve vervolgde, daarom te Ostende heeft doen inlopen, ofte dat het volk te zeeziek was, gelijk velen meenen, zij hun voornemen niet hebben durven continueren: zoo veel ist, dat wij dat groote gevaar zijn ontkomen, hetwelk anders getenteert of geëxecuteert zouden zijn geweest, eer men eenige advertentie daarvan hadde en ten tijde, dat de stadt Vlissingen t'eenemaal van alle guarnisoen was ontbloot.

    Des Zondags na den Zaturdag, die tot de uitvoering was geschikt, is het eerste advys hier gebragt bij een jongen, die als kajuitwagter op La Motte heeft gedient, die alles, in zee in de kajuit dienende, hebbende verstaan, te Ostende inkomende zich heeft verdonkert en zoo over Sluis de particulariteiten hier heeft gebragt.

    Het dessein was, dat La Motte brengende met zich een fregatte als op den vijandt verovert regelregt op den middag de nieuwe haven zoude inloopen en de drie andere schepen zouden van verre hebben gevolgt. Het Oranje bolwerk met den kruittoren hadden zij voor eerst te vermeesteren. Eenigen in de stadt woonachtig wisten van het dessein, onder andere een, die aangenomen hadde het geschut te vernagelen.

    Dat de vijandt iets op Zeelandt voorhadt, was wel geadviseert, maar men meende het op Zirikzee was gemunt, waarnaartoe drie kompagniën waren gezonden. Van Vlissingen was geen vermoeden en de stadt t'eenemaal van bootsvolk onvoorzien; zoodat Godt zonderling is te danken, dat hij deze aanslag heeft gebroken.

    La Motte heeft dit lang in den zin gehad, en eerst in des vijands dienst geweest, vandaar zich met den woon gestelt tot Amsterdam, en met een ample attestatie van de Fransche kerk gekomen tot Vlissingen, alwaar lang heimelijk met Spanje heeft intelligentie gehadt en daarvan gelt getrokken; totdat zij met

    345

    Collaert, ter gelegentheit hij tot Middelburgh gevangen heeft gezeten, den aanslag hebben beraamt. Floran is te voren, na men nu bevint, tot zijn onschult gevangen geweest. Want de advertentiën niet op hem, maar op de gemelde La Motte hebben gezien. Ook word Floran, een man van couragie, als kapitein op een oorlogschip op de Mase gebruikt.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenb. Leven II, p. 88.
    2 - Jacques Forant (1588-1649), Frans officier o.a. op de vloot van La Rochelle, was ook in Engelse en Hollandse dienst geweest. In 1636 en 1639 voerde hij het bevel over het oorlogsschip Gouda. Vgl. Worp, Briefw. Const. Huygens I, p. 473 (no. 941) en n. 3 aldaar.
    3 - Benjamin de Rohan, heer van Soubize; zie III, p. 27 n. 6.
    4 - Jacques Collart; vgl. ter zake no. 2497 dd. 3 maart van Nicolaes van Reigersberch.
    5 - Charles de La Motte, scheepskapitein in dienst van de Staten; over zijn verraad zie Commelyn, Frederick Hendrick, Eerste dl., p. 242. Zie ook Knuttel, Pamfl. no. 4434: Discours ofte T'samen-sprekinge Tusschen Den Cruys-heer, d'Admirael Coolaert, ende Charles de la Mote, over den bloedighen Aenslagh op de Stadt Vlissingen, Beleydt door Charles de La Mote, ende ghetracht in 't werck te stellen op den tweeden, ende veerthienden Augustij 1636. Als Noch Een Ghedenck-teecken, op-gherecht over den voorschreven Aenslagh. Door Vincent Matthyssen, Vlissingher. Tot Vlissinghen, Voor Iacob Ianssz. Pick, Boeck-vercooper, woonende op de Beurse, Anno 1636.
    6 - Zie over hem no. 2497, p. 5 n. 15.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]