eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    3025. 1637 april 11. Van J. de Groot1.

    Seer lieve ende waerde zoon ende dochter de Groot, uwer Eed. moeder2 ende ick met alle ons huysgesin wenschen uwer Eed. ende alle derzelver huysgesin alle geluck, gesontheyt ende zalicheyt.

    Seer lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot,

    Hoewel ick alle naersticheyt doe om uwer Eed. zaecke alhyer bij de Heeren van der Dussen3, Adrichem4, Camerling5 ende andere te bevorderen, zoe en

    214

    hebbe ick doch de zelffde tot alsnoch toe niet konnen tot het gewenste eynde brengen, doordyen de Heeren zoe qualick bij den anderen sijn te crijgen, also de burgermeester van Adrichem gestadelick opte dachvaert ofte anders buyten de stadt is; oock de burgermeester van der Dussen als hij eenichsints van de comparitie in de vergaderinge der Gecommitteerde vrij is, zijn lust heeft om buyten de stadt op zijn hoffstede te wesen. Doch heeft de pensionaris Camerling alsnoch belooft in deze vacantie van Paesschen alle devoir te zullen doen om de zaecke tot een gewenscht eynde te brengen.

    Hyer en passeert niet sonderlinges van importantie. De meeste praet is van de gepretendeerde Amelandtsche heeren, waervan dit het laetste is, dat dyesaengaende uytgecomen is.

    Uwer Eed. weet, in wat eere altijdt de burgermeester binnen de stadt van Dordrecht plach te wesen. Nu gaen de burgers de burgermeester Beaumondt6 voorbij sonder den hoet eens (?) aff te lichten, Oetgens7 schaempt hem binnen Amsterdam te comen etc.

    Hyermede, seer lyeve ende waerde zoon ende dochter de Groot, Godt almachtich wil uwer Eed. ende ons allen verleenen tgunt ons zalich is.

    Metter haest tot Delff op Paeschavont 1637 st. novo.

    Al uwer Ed. goetgunstige goede vader
    Jan de Groot.

    In margine:

    Uwer Eed. zal uyt het schrijven van uwer Eed. broeder8 ende anderen konnen verstaen, hoedat de pensionaris Brasser9 bij de Heeren Staten van Hollandt met verde de meeste stemmen genomineert is tot tresorier-generael; ick hebbe op huyden zijner E. mijnen dyenste gepresenteert om zijne zaeck aen sijnen Gen. van Culenburch10 te recommanderen ende dyesaengaende aen sijne Gen., dye iegenwoordich tot Culenburch is, te schrijven om zijne stemme open te houden, totdat hij alhyer zelver compt. De voorss. Brasser sprack van uwer L. broeder in cas van succes alhyer in zijne plaetse te comen. Cogita.

     

    Adres: A Monsieur Mons.r Grotius, Ambassadeur &c. à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 11 April 1637 Ian de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanwinsten 1911 XXIII, no. 23. Eigenh. oorspr.
    2 - Aeltgen Borre van Overschie.
    3 - Eewout Jacobsz. van der Dussen.
    4 - Joost Jacobsz. van Adrichem.
    5 - Johan Camerlingh. Van der Dussen, Van Adrichem, Camerlingh en Cornelis van Beresteyn legden op 16 juni 1637 een verklaring van de onschuld van Grotius af; zie betreffende deze verklaring Brandt-Cattenb., Leven II p. 139.
    6 - Simon van Beaumont uit Dordrecht.
    7 - Anthony Oetgens van Waveren.
    8 - Willem de Groot.
    9 - Govert Brasser. Hij vervulde deze functie van 1637 tot 1652.
    10 - Floris II van Pallant (1577-1639), graaf van Culemborg.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]