Mijn Heer,
Versser brieven hebbe ick niet als van den 24 April.
Hier passeert niet. Het laet hem niet aensien, dat den conynck van Engelant2 yet tegens Spaeingen off den keyser3 bij de hant sal nemen, sijnde in dat rijck bij
278
geaffigeerde billetten interdictie van de visscherie van harynck een yder gedaen, tensij alvoren daertoe is vercregen permissie van den conynck, dewelcke, voor yder last betaelt werdende twee Engelsche scellyngen, belooft de visschers in hare neerynge te protegeren, selffs tegens de Dunckerckers. Eenyge wt dese landen, gelijck wt Engelant wert geadviseert, hoewel de namen sijn onbekent, hebben alreede verloff van den conynck gehaelt, waertegens geoordeelt wert, dat bij placaet behoort te werden voorsien; maer eer dat bij die meest bij de neerynge sijn geïnteresseert kan werden toegestaen, begeren sij te weten, hoe men die offensie daerin sal geschieden, kan ende sal protegeren, hetwelcke een seer sware deliberatie wil vallen in dese gestaltenisse van saecken, dat den viant alreede soo sterck is in de zee, dat hij met vloten hem toont selffs op onse custen ende dagelijckx stercker wert, tot groot misneygen van de ingesetene van desen staet, die grotelijckx werden beschadycht. Accedit maxime aerarii angustia ende het weynych devoir bij de Hollantsche scepen van oorloge, sijnde den admirael4 met sesthien scepen van oorloge eenyge weecken in zee geweest sonder eenyge Dunckerckers te hebben ontmoet, die dagelijckx ontrent het lant werde(n) vernomen ende haer sooseer verstouten, dat sij ontrent Petten een visscher genomen hebben, eenych volck bij haer hielden, totdat de reste aen lant voeren om twee tonnen biers te halen ende haer aen boort brachten. De binnenstromen werden oock seer onveyl gemaeckt ende hebben die van Breda de voorleden weecke twee waerden, wonende ontrent het Rat staende in Kille, met negen gasten bij haer gelogeert, gehaelt5.Tot Ceulen was den cancelier van Milanen6 doch secretelijck aengecommen; de Melo7 wiert oock verwacht, seer te onvreden, dat de Franse ambassadeurs8 noch niet en waren verschenen, ende voorgevende op haer comste, soo niet haest geschiet, niet te sullen wachten. Ons geeft men hier te verstaen, alsoff de Françoisen, overmits de paspoorten voor de ambassadeurs van de Geunieerde Provintiën9 bij de Spaense niet werden gedepescheert, niet wilden verschijnen, niet sijnde van meenynge als met deselffde ende coniunctim in eenyge handelynge [te] treden. Hoe verde dat gaet, sal hem nader openbaren.
Aelianus10 prepareert hem om bij Sophi11 te gaen, daer hij seyt te sijn ontboden ende garen eer den rijxdach, die nu wtgeschreven is, sal sijn gescheyden.
Soo uwe Ed. oordeelt yet door hem tot wedercomste van den outsten12 is tewege te brengen, daerop soude connen werden [geleth]. Cimons13 ambassadeur14 vernemen wij niet; in sijne leste schreeff, dat hij met Aelius15 van Simonides16
279
hadde gesproocken, die hem seer beleeft hadde beiegent ende belooft goede addresse te geven bij het volck van Tanansius17, quasi non omnia sed multum apud ipsos posset; soodat d'opinie van die man bij veele niet te groot en is, waeromme Felix18 sijn actiën niet te nauw en houft te speculeren (?).Met ons Neeff19 heb ick bij faute van materie eenygen tijt herrewaerts niet gesproocken. Dat Humingus20 bij Golhar21 hem in goede postuyre hout toont hem in veele deelen; maer hoe hij ofte yemant bij Suenno22 staet, weet ick niet, wie soude connen seggen. Abditi sensus, nec si scrutere ideo assequare. Doch Valerii23 maximen schijnende gangbaer geeft reden te geloven dat hii crediet heeft24.
In de saecke van Amelant25 mecum facis et Iove iudicas aequo, ende inderdaet is meer misdaen met het beneficie als met het leen26 te ontfangen; sed aliud latet, quod non patet, daeruyt de offensie spruyt, ende hoewel dat werck schijnt te slapen, is nochtans apparent wederom levendych sal werden gemaeckt.
Op het begeven van het thesaurierampt sijn veel menees gevallen, meest om den heer Brasser27 daervan te frustreren, die bij Hollant wert gerecommandeert. Volberge28 is van grote apparentie geweest, doch den Raet van State hebbende aengewesen eenyge actiën, daerin tot nadeel van het lant geseyt wert bij Volbergen voor desen te sijn gehandelt, heeft dat stuck wat verseth. Den heer van Somerdijck29 sage garen gepromoveert den commys Verhaer30, doch is iegenwoordych wel soo goeden apparentie voor den heer Brasser. Maer het advis van sijne Hoocheyt31 om te weten, wie deselffde aengenaemst wesen sal, alsoo meest daermede heeft te doen, sal werden verstaen ende buyten twijfel gevolcht.
Ick verlange te hooren, dat uEd. de pampieren van sijne Hoocheyt32 heeft ontfangen; degene, aen dewelcke deselve waren geaddresseert is van huys geweest; darom sullen die uwe Ed. trager ter hant sijn gecommen.
Desen 12 Mey 1637.
Soo ick desen soude sluyten ontfange ick schrijvens van den letsten Mey (sic)
280
van Constans33, geene van uwe Ed.; onder Cimons pacquet gaen niet qualijck.De heer Brasser is met alle de stemmen thesaurier gemaeckt.