3108. 1637 juni 4. Aan N. van Reigersberch1.

Ik arbeide ook in een werk ter eere van Zweden2, alwaar ik in 't voorby gaan meene te toonen, dat de Heeren van Eaux3, Voorzaten van de Prinsen van Oranje, zyn gekomen en den naam behouden hebben van de West-Gottische Koningen, die lang geregeert hebben in Provence, en daar ontrent. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Evenwel ontbreken' er niet veel luiden, die my dagelyks redenen zeggen te

337

Myn gevoelen is, dat volgens het Recht der Natuur en der Volken, die zyn domicilie verandert, niet blyft verplicht aan de plaats van zyn geboorte. De Spanjaards plegen daar boven noch de manier te hebben van hun Vaderlandt afstant te doen by een getuigschrift. Gelyk velen van de Grooten hebben gedaan. Qui in Jure Romano sunt traditi de municipalibus zyn Juris positivi en hebben plaats, als men bleef binnen de palen van 't Roomsch gebiedt, en niet daar buiten. De reden van die Wetten is aangewezen by my en anderen. Van soldaten en studenten is het gemeen gevoelen van de Doctoren decennio domicilium contrahi van soldaten is meerder reden, dan van studenten, alzoo het in hun magt niet is, noch in de magt der Prinsen van hun oorspronkelyke plaats, dat zy zouden paspoort hebben als zy willen: daarom houde ik dat de legitimatie van Broeks zoon5 wel ook ten overvloed hadde konnen genomen worden van den Koning van Groot-Brittanje6, maar ook nodig was genomen van de Staten-Generaal. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -