Mijn Heer,
Den 16 passato was mijnnen laasten2. Ick en twijffele niet, ofte uE. soon3 sal sedert wel overgecomen sijn ende uE. van alles mondelinge rapport gedaan hebben.
Sedert en ben niet wijders in mijn commissie gecomen, als dat men mij van tijt tot tijt ophout, ende met delay spijst. Ofte het eijgentlick, ick segge eijndelick, goet doen wert, dat en geloove ick niet.
Hierneffens sende uE. copia van een advis comende van Brussel. Ick soude uEd. wel met meer advisen van desen staat besoecken, maar ick weet, dat uEd. swager4 daarin diligent genouch is.
Den Poolsen ambassadeur5 is van hier verreist met slecht contentement; wat nu hier wijders daarin sal geresolveert worden, om den coninck6 int nemen van den toll te stutten, en wete niet, alles gaat alhier langsam voort.
Ick en twijffele niet, ofte heer Vosbergen7 sal voor d'aancomste deses acosty schoon gearriveert sijn. U.E. gelieft mij te notteren, hoe sijn verrichtinge aldaar voortgaat, om mij daarnaar alhier te reguleren.
Men is alhier in groot disput overt affdancken van 50 compangiƫn; hoet daarmede affloopen sal, dat leert den tijt.
Hiermede sal ick blijven, mijn heer,
U.E. dienstwilligen dienar
Petter Spieringc van Norshollem.
S'gr: Hage, aen 14 december 1637.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Dec.