eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    106A. [1607] augustus 23. Van [A. van Blijenburgh].1

    Quamvis in publica commoda peccaturus esse videar, amplissime Groti, si tempora tua, quae negotiis reipublicae destinasti, longo sermone morer, tamen necessitudo ea, quae mihi cum P. Merula intercessit, hoc quidquid est literarum expressit, adeo ut temeritatis quam neglecti officii insimulari malim. Cum enim eius viri, quem modo dixi, funus prosequi non potuerimus,2 nobis illud oneris incumbere videbatur, qui ei et cognatione et artissimo amicitiae vinculo iuncti fuimis, ut saltem vocis officio ei parentaremus, ne supremo hoc pietatis officio manes innocentissimi viri destituerentur. Et iam ei rei oratiunculam conceperamus, in qua et vitam et obitum eius descripsimus.3 Verum unius alteriusve e senatu Academico factione a dicendo abstinui. Itaque et hac spe fraudatus, eo animum intendi, ut a claris aliquot viris epicedium postularem, ut aliqua saltem ratione officio satisfacerem; simul ne sui eum neglexisse viderentur, quem exteri pro funere laudaverunt.4 Ad te itaque venio, amplissime vir, ut symbolam in summi viri manibus prosequendis conferas.5 Non ignoro quidem, quibus quantisque occupationibus distinearis, sed et illud scio tibi perexigui temporis rem esse aliquot versus meditari. Oro itaque rogoque ne te in hoc negotio difficilem praebeas.

    Vale, virorum clarissime et me ama.

    Scribebam Durdrechti, X Kal[endas] Septembres.6

    In dorso staat in een onbekende hand: A. Bleijenburg.

    Notes



    1 - Hs. Dordrecht, GA, hs. no. 1845 (no. 333), eigenh. oorspr. De brief is aan de randen afgesneden, zodat het brievenhoofd met de namen van de briefschrijver en de geadresseerde ontbreken. Zie ook de dorsale notitie. De Dordtenaar Adriaen van Blijenburgh (1589-1630), heer van Naaldwijk, niet te verwarren met zijn oom Adriaen van Blijenburgh (1560-1599) en zijn zoon Adriaen van Blijenburgh (1616-1684), diende als waardijn van de Hollandse munt en was sinds 1628 schout van Dordrecht (NNBW IV, kol. 174). Zie voor de datering van deze brief infra, n. 6.
    2 - Paullus Merula, in 1558 geboren te Dordrecht, hoogleraar in de geschiedenis aan de Leidse Academie, overleed op 20 juli 1607 te Rostock, waar hij onder meer vanwege bezoek aan familie verblijf hield.
    3 - Dit werk is niet overgeleverd.
    4 - In Rostock werd Merula herdacht door de rector van de universiteit, Bartholomeus Clingius (Cling) († 1610), en door de hoogleraar in de dichtkunst Johann Kirchmann († 1643). De rede van Kirchmann werd uitgegeven: Johannis Kirchmanni In funere v. cl. Pauli, G.F.P.N., Merulae ... oratio, Rostock 1607 (Parijs, Bibliothèque Nationale, Mz 1937).
    5 - Nergens blijkt dat Grotius op dit verzoek is ingegaan; vgl. no. 49 (dl. I), in fine. Van zijn hand is alleen een gedicht op de martelaarsdood van Merula's oudoom Angelus Merula bekend.
    6 - De brief zal in 1607, een maand na Merula's overlijden, geschreven zijn, maar een datering op 1608 of een later jaar valt niet helemaal uit te sluiten. De door Blijenburgh vermelde ‘negotia reipublicae’ zouden dan betrekking hebben op Grotius' werkzaamheden als advocaat-fiscaal, een functie die hij sinds 12/26 november 1607 bekleedde.