eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    594. 1619 Nov. 17. Aan Maria van Reigersberch1.

    Alderliefste.

    Gisteren ontfang ick U.E. drie brieven van den X. XII. ende XIIIIen als oock een van Suster Bloncken2 met een caes. Wilt haer hartelijc bedancken. U.E. debvoiren behagen my wel. Doet alle naersticheyt om apostille te crygen van de heren Staten Generael. Ick meen dat de rechtsgeleerden verstaen sullen

    23

    dat renten op 't Landt ofte Steden nyet begrepen en zijn onder meublen3. Doet myne gebiedenisse aen alle goede bekenden, oock aen de heren Commissarissen4. Ick bedanck onse broeder den Rentmeester5 van de moeyte dye hy neemt om onsentwille. Instrueert hem wel op alles. De catarren quellen my by wylen tot overgevens toe. 't Waer goedt waer de camer met plancken beleydt ende mocht ick by wylen wat luchts gebruycken; doch mach 't nyet zijn, patientie. Laet my weten off in 't Epitaphium6 yet sal dienen vermeerdert, vermindert ofte verandert. De saeck van Tongeren7 sal ick behartigen. Myne boecken van de rechten souden my daertoe wel noodigh zijn; ende voorwaer ick vrese soo daer gheen andere ordre gestelt en werdt dat de boecken ende papieren sullen bederven. My staet voor dat ick t'anderen tyde op de Sael8 in den Haeg heb zien vercoopen een Latijnsch boeck in octavo, inhoudende een consultatie op de saecke van de Fuggers aengaende seeckere rente, gehypothequeert op de Biltlanden in Vrieslant9. My dunckt dat de Advocaet Camerlyn10, nu Bailiu, dit boeck cochte. 't Selve boeck soude my zeer dienstigh zijn tot de saecke, my by Tongeren gerecommandeert. Indien U.E. de duytsche verzen11 voor haer wil houden, mag het selve wel doen. Ick sal hyer wel een andere copye voir mijn moeder doen schryven. De kinderen leeren wel: maer zijn wat stout doordyen ick het cryten wat te veel ontzie. Grootmoeder12 ende ick doen t'samen het best. 't Valt mijn moeder zeer moeyelijck met Grietje huys te houden, doch zy verhoopt dat het zoo lang nyet duyren en sal. Evenwel dyent ghy van daer nyet te comen sonder ordre gestelt te hebben op onse saecken. Als Erpennius13 te Leyden sal zijn gecomen, sal het goedt zijn dat U.E. ofte yemant van onse broeders eens met hem spreecke. Godt Almachtigh wil ons alles geven dat ons salich is. Den XVII Novembris XVIcXIX.

    U.E. altijdt getrouwe
    H. de Groot.

    Indien in de Latijnsche veersen voor Cornelis de Groot14 yet is dat aanstoot

    24

    soude mogen geven, wilt my daervan adverteren om 'tselve te rechten. Schrijft suster Bloncken dat ick meen dat zy noch wel een beurt sal crygen al waer het twee.

    Adres: Eerbaere deuchdsaeme Juffrouw juffrouw Marie Reigersberg huisvrouw van Mr. Hugo de Groot.

    In dorso schreef Willem de Groot: broeder de Groot tot Louvesteyn aen sijn huisvrou den XVII Novemb. 1619.

    Notes



    1 - Hs. Bayr. Staatsbibl. München, cod. Camer. 4, 36.
    2 - Maria's zuster Susanna, gehuwd met Dr. Anthony Bloncke; zie I p. 126 n. 2.
    3 - Over de confiscatie der goederen van Grotius zie G. Moll in Oud-Holland XX (1902) p. 83 vv.; E.J.J. van der Heyden in Grotiana III p. 18 vv.
    4 - Zie p. 19 n. 6.
    5 - Mr. Johan van Reigersberch, Maria's oudste broer, Rentmeester-Generaal van Zeeland Bewester Schelde.
    6 - Welk grafschrift bedoeld is blijkt niet.
    7 - De in no. 714 genoemde Tungrus zal wel dezelfde zijn.
    8 - Op de groote zaal, de tegenwoordige ‘Ridderzaar’, werden boekverkoopingen gehouden.
    9 - Ik weet niet welk boek bedoeld is. Over de hypotheek op de Bilt is veel te doen geweest: zie Res. St. Gen., I en vlg. (index i.v. Fuggers).
    10 - De advocaat Camerling wordt ook later genoemd. Misschien is de Delftsche pensionaris Jacob Camerling bedoeld, die in 1620 in gezantschap naar Engeland ging. Een Haagsche baljuw van dezen naam is er niet.
    11 - Zie p. 14 n. 2.
    12 - Blijkbaar vertoefde Hugo's moeder thans op Loevestein, nu Maria tijdelijk afwezig was. Willem zegt in zijn Dagboek, 29 Sept. 1620: ...dat moeder diverse malen hadde acces gehad. (Vollenhoven, Broeders gevangenisse p. 126). Grietje is zeker een dienstbode; in Broeders gevangenisse worden ook andere dienstboden genoemd: p. 120, 169, 256.
    13 - De Leidsche professor Thomas Erpenius; zie I p. 218 n. 2.
    14 - Vraghe en Antwoordt over den Doop ghestelt ... voor zijn dochter Cornelia de Groot, later onder den titel Tsamensprake over den Doop (Rogge 314 vv.), is door Grotius vertaald onder den titel Baptizatorum puerorum institutio, waar het gesprek in vragen en antwoorden tusschen een vader en een zoon gehouden wordt. Zij komt in de tweede editie der Poemata van 1639 voor het eerst voor (Rogge 281), en afzonderlijk eerst in 1668 (Rogge 363). Ik vermoed, dat dit gedicht met de ‘Latijnsche verzen voor Cornelis de Groot’ bedoeld wordt. Zie ook den brief van Vossius van 1 Jan. 1622, en de aanteekening aldaar.