eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    756. 1622 Mei 20. Van J. Wtenbogaert1.

    Mijn Heere.

    Ick heb U.E. lest geschreven, ende daarby een brieffken d. Hogerbetii2, oock met een woort vermaent van de rencontre by den Aertsbisschop3. Ick heb niet derven later op zyne begeerte aen den h. President4 te schryven, ende door die occasie met een onse Acte van declaratie5 te recommanderen. Ick en derve U.E. niet vergen den brieff selve te leveren. Mogelick zal U.E. eenige consideratie hebben om zelve dat te doen, liever als door andere, om te hooren wat S.E. daerop sal seggen, 't welck ick wel wensche te weten. Want apparentelick sal Syne E., hoorende dat hy van my komt ende spreeckt van de aenspraecke des Aertsbisschops,

    213

    deselve openen ende lesen in tegenwoordicheyt, ende oorsaeck geven tot eenich discours. Dit is d'oorsaeck waerom ick de vrymoedicheyt neme dien aen U.E. te senden, biddende dat U.E. gelieve daerin te doen dat best is, alleen dat hy, hetzy door uwen Willem6, off anderssins, S.E. ter handt kome tot myne descharge; want ick weet ick gevraecht sal worden off ick geschreven hebbe. Waerom men dit aldus van my gewilt heeft, en inquireer ick niet.

    Wy hebben op den voorslach van Mr. Chrestien7 naerder met malcander gesproken, sijn alle van deselve opinie met U.E., datter sulcx als U.E. brieff vermelt onder schuylt. 't Welck ons te voorsichtiger maeckt om ons zoo verre voor 't eerste niet te eslargeren als U.E. brieff melt, namelijck van te seggen dat men tevreden is in praesentie van onpartydige te komen, ende tsamenspreeckinge etc., ut vrese - onder anderen - dat sy oock daerut souden mogen stoffe nemen om te doen 't gerucht lopen alsoff wy haer recenseerden, ende alsoe tot haer voornemen te komen van ons de gunste etc. te benemen. 't Welck ick oock houde dat seeckerlick soude volgen, indien men in de neuse crege dat wy de minste accointance met hun hadden off sochten, gelijck ick oock meyne mede genoch ut eenige woorden van den Aertsbisschop gevat te hebben. Aen d'ander zyde bekennen wy met U.E. dat het opspraeckelick soude zijn gants niet te antwoorden. Hebben derhalven goedtgevonden te schryven by een brieff apart, die hyer mede gaet aen U.E. soe U.E. sal sien8. Ick heb hem int Fransch geschreven, om Mr. Chrestien te mogen verthoont worden, indien 't U.E. soe goedt vindt. Indien niet, U.E. mach die by haer houden ende ons naerder adviseren wat best geraden is; wy sullen, soe veel doenlick is, raedt volgen. De brieff is met voordacht gestelt in sodanige termen dat, all waer die ghetoont aen eenige gunstige, ons by deselve gheen quaet sal doen, ende d'ander hebben billick daerin niet te berispen; maer connen in onse consideratiën falen, die wy gaerne stellen tot U.E. oordeel. D. Episcop. heeft gisteren de collatiën Cameronis etc.9 ontfangen, maer is niet wel, 't welck ons bedroeft. Ick vrese voor een tertiane, 't sal goet sijn indien die niet verswaert, heden soude hy sich doen laten. Sware besoigne dient hem nu niet. U.E. heeft hier een brief van Monsr. Tresel, daerin een is komende onder couverte van mijn swager Lindeman aen Uwe E. Hy adverteert U.E. van 't geen de heer van Moersbergen aen hem schrijft, die noch soe onseecker is van zyne residentie als wy. De persecutie tot Rotterdam wat in stilte zijnde, begint men nu t'Utrecht, all op de memorie ende brieven Wittij10. D. Vorstius11 is scherp gesocht soe in de stadt binnen als op 't huys te Capel12 buyten, oock andere, doch

    214

    niet gevonden. Men seydt eenige brieven van hem gevonden zijn onder Wittij papieren, rakende de regeringe. Dit schrijft men my van Utrecht: ‘De goede man’, schrijft (men) my, ‘en is in grote benoutheyt niet ver vandaer, niet wetende hoe hy unt het landt komen sal.’ Wordt geseydt dat de broeder van den heer van Moersbergen, eertijts Ritmeester13, gevlucht is. Ick vrese voor eenige al te onvoorsichtige propoosten by eenige grote aldaer met Wittio - die overall de neus hebben wilde - gehouden ende by hem aengeteckent. Vrese oock dat eenige myne vrienden last lyden sullen om hem gelogeert te hebben, indien hy dat mede gelijck alle de reste aengeteeckent heeft. 't Pacquet wast. De soon van Libergen, pasteybacker in den Haege, comt ende brengt desen voor Monsr. Oliviers14, die hy seeckerlick seydt voor U.E. te wesen. Daer zijn meer jonge lieden aengekomen, brengen gheen tyding dan dat het in 't landt niet wel en staet, ende dat men daer (s)preeckt van de grote vrijheyt, die wy hier (s)ouden hebben ver(c)regen. Wat naerder hebbende sal naerder schryven, ende wil U.E. hyermede,

    Mijnheer, den Almacht. bevelen. In Rouên, desen 20 Mey 1622. Mijn hertelicke gebiedenisse aen U.E. huysfrou, oock van de myne. D. Episc. is van dage gelaten, is vry beter, 't is nu sijn goede dach, maer daer is apparentie van verslappinge van coortze tegen morgen, dat God geve. Ad. Simonssen15 heeft eene Apologie utgegeven, hadden het wel mogen laten. Ick meyn evenwel niet dat het ons die doen sal. Tot Rotterdam schept men weer moet, ende predickt al even gau, maer men gaet voorsichtiger. Ons volck heeft weer overall goede hope, kan niet weten waerop die gefondeert is.

    Adres: A Monsieur Monsieur Hugo de Groot demeurant près des Cordeliers, rue de hautefeuille, chez le procureur Georg A Paris.

    In dorso schreef Grotius: 20 May 1622 I. Wtenbogard.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Leiden, cod. Pap. 2. Gedrukt Wtenbogaert, Brieven ed. Rogge II: 2 p. 6.
    2 - Vermoedelijk no. 741.
    3 - De aartsbisschop van Rouen, Franç, de Harlay. Over dit gesprek, dat 3 April plaats had, zie Wtenbogaert, Leven p. 397 en Brandt, Historie der Reformatie IV p. 750 vv.
    4 - Jeannin.
    5 - Zie Brandt, l.l. p. 748.
    6 - Willem van de Velde.
    7 - ‘Seker Gereformeerdt Heer, Chrestien genaemt’; Brandt ll. p. 745.
    8 - No. 757.
    9 - Zie p. 210 n. 12.
    10 - Daniël Wittius, gewezen predikant te Schoonhoven, had in 1620 de belofte van stilstand, die hij onderteekend had, herroepen. Toen hij in 1622 te Nijmegen predikte, werd in het huis te Rotterdam, waar zijn vrouw woonde, door de magistraat huiszoeking gedaan, waarbij tal van brieven van Remonstrantsche predikanten met de minuten van Wittius' brieven aan hen gevonden werden; ook ettelijke schrijfalmanakken en andere papieren met aanteekeningen van Wittius over personen, die hem gehuisvest hadden, hem geld verstrekt hadden en dergelijke. Een heftige vervolging van de Remonstranten was hiervan het gevolg. Zie Brandt, ll. p. 703 vv.
    11 - Conradus Vorstius, zie I reg. i.v.
    12 - Het huis te Kapelle in 't Sticht van Utrecht; Brandt, ll. p. 828.
    13 - Steven van Wael van Moersbergen, ritmeester, houtvester van Utrecht.
    14 - Onder dit adres werd aan Grotius geschreven; zie p. 203 n. 12.
    15 - Adriaan Simonszoon, vroeger predikant te Charlois, was tot de Contra-Remonstranten overgegaan, en schreef een: Korte Verandtwoordinghe teghen de menichvuldighe lasteringhen hem by den Remonstranten naghegheven. Rotterdam 1622. (Knuttel no. 3364, 3365). Brandt, Historie der Reformatie IV p. 593 vv.