eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    890. 1624 Maart 7. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère.

    De continuatie van U.E. sorge voor my ende mijn huysgesin obligeert my ten hoochste tot danckbaerheyt, dye ick metterdaet niet en can bewysen. De advysen by U.E. aen my geschreven den XXVI en XXVII February heb ick aen de heeren altijt gecommuniceert, dye dyergelycke alrede hadden ontfangen. Ick ben blyde daeruyt te verstaen dat mynen grooten brieff2 inhoudende veele particulariteyten wel is ter hand gecomen. 't Sal my ontlasten om dickmael sulcx te repeteren. Om op U.E. consideratiën te antwoorden, my wel bedacht hebbende blijff ick van opinie dat een goede conditie in Denemarck3 ofte in

    352

    een van de Oostersche steden4 my best waer voor mijn gerustheyt, seeckerheyt ende reputatie. Gerustheyt, omdat ick daer sal connen hebben exercitie van de Religie met de Remonstranten - dyen sulcx in Geluckstadt by den Coning van Denemarcken, oock by eenige Oostersche steden alrede is toegestaen - ofte met eenige moderate Lutherschen, dye de tolerantie over het different van het Avontmael genegen zijn te practiseren. De personen van dye Landen, dye gestudeert hebben, zijn civyl genoech, sulcx ick d'heer Ulefeld, Charisium5 ende anderen heb bevonden; met den gemeenen man en hebben wy niet veel te doen. Wilde men my daer gebruycken tot opzicht van bibliotheek, universiteyt, beschryving van historie, dat soude my niet mishaegen. Al waer 't oock al dat ick eenige politycken dienst soude moeten doen, vinde daerin weynich swaricheyt. want dat elck een zijn nering soeckt te beteren is pryselick ende heeft geen onrechtvaerdicheyt. Maer de Coning van Denemarcken is buyten opspraeck van desseings op den staet, ende can het gunt ick daer soude doen niet geduydet werden tot achterdeel van myne voorgaende actiën gevallen geduyrende onse Regeeringe in ons landt: daer ick meest op let om mijn eer ende dye van myne kinderen. Evenwel verstae ick wel, dat de tijd moet verbijd werden dat ick eerlick versocht werde, ende dat sulcx van my ofte de mynen niet en mach comen. Hyer te blyven zie ick weynig apparentie: die my goedgunstig zijn willen my in 't landt helpen; ende middelertijdt de debvoiren dye sy doen om my mijn pensioen te doen genieten vorderen weynig by de financiers, dye altijdt haer slimme gangen gaen ende anderen laeten praten. Middelertijdt verslijt ick een groot deel van mijn tijdt oneerlick en onlustig met solliciteren ende worde daerdeur onbequaem gemaeckt om eenige goede wercken te vorderen, dat my verdryet. My te gelaeten toe te staen de desseings die ick in mijn hert misprobere can voor mijn gemoet niet. 't Soude my te hart vallen een uyr daerin te simuleren: ick laet staen jaeren ende maenden. Ick en weet niet off U.E. gelesen heeft Philoctetes Sophoclis. Soo 't humeur van Neoptolemus daer beschreven werdt soo ben ick. Eenige slaen voor om voor my te intercederen om restitutie van mijn goed in Holland. Ick slae sulcx af; 't soude my weynig helpen ende oorsaeck geven om niet meer hyer op my te dencken. 't Volck is hyer vry licht, de Duytschen houden beter woordt ende zijn niet soo bedriechelick. Om in 't Landt te comen als het met eenige reputatie conde geschieden soude mijn huysvrouw wel genegen zijn. Maer ick vinde daerop veel te bedencken. Eerst hoe het mogelick sal sijn vryheyt te becomen op de voet by U.E. voorgeslagen met restitutie van goed sye ick niet wel, insonderheyt indyen Sijn Extie. merckt dat dye van Amsterdam sulx garen sagen. Want mijns bedunckens als hy yet voor my soude doen soo soude hy sulcx doen om my selff te gebruycken, niet om yemant te Amsterdam te houden, dye professie soude doen van Remonstrantschgesint te zijn ende de oude maximen van het recht van de Provinciën ende de digniteyt van Holland te defenderen. Ick weet oock wel hoe myn Apologie6 gaet in 't regard van Sijn Extie., van de andere Provinciën ende van de nyeuwe magistraten. Soo desen yet goeds voor my doen sonder submissie, staet daer niet te vresen voor een attrappe? Aersens

    353

    heeft van het beginsel af geseyt dat men daerop most aenleggen om my met soeticheyt weer in het landt te locken. De protectie van Amsterdam gaet oock wat los. Men seyt dat sy selff alles doen wat men wil in het publiceren van het Placcaet7 tegen my, in het laeten volgen van Cupus8, ende diergelijcke saecken uyt vrese van afgestelt te werden. De Predicanten - dye 't op my niet wel en hebben - zijn machtigh in de stadt, hebben aenhang ende connen by onderlinge dissensie van de Regenten de oude parthye, dye nu wat onder legt, weer ophelpen. De soon van Pauw9 blijft Pensionaris ende can dat niet sijn sonder eenigh credijt. Evenwel beken ick dat, als ick in ons Landt soude moeten woonen, dat ick Amsterdam voor alle andere plaetsen soude prefereren. Oock dunckt my dat, als men daer toe soude moeten comen, beter soude zijn dat de wederroeping geschiede proprio motu van de Regierders dan op instantie van Vrancrijck, soo om de opspraeck te myden als of wy te veel hadden willen doen voor Vrancrijck - 't welck verre is geweest buyten myne intentie - als oock omdat sy in haere intercessiën te liberael zijn over de reputatie van haere vrunden, gelijck wel gebleecken heeft by de ellendige propositiën dye Boissise10 voor ons dede, recht bequaem om onse saecken te bederven. Anders men sal hyer wel een goed woord spreecken aen de extraordinarise Ambassadeurs11 ofte door Espesse12 doen spreecken; maer altijdt soo, dat men de machtigen sal toegeven tot naedeel voor de swacken. Dit apprehendeer ick zeer, hoewel ick wel gelooff, dat men mijn persoon goed gunt. Ick considerere oock wel als yet in ons landt voor my soude zijn te doen, dat sulcx misschien in absentie van Aersens beter soude vallen als in zyne presentie, ende dat Goch13 misschien om de oude kennisse ende jalousie tegen voors. wat goeds soude willen doen, hoewel ick daeraen wat twijffel. Joachimi14 soude wel connen oordeel hebben wat te verwachten stondt, maer hy is swygende ende nu absent. Wilt oock op alle dese consideratiën - als ons ten hoochste aengaende - wel letten ende sonder ons te engageren alles sooveel doenlick is ondertasten. De Thesorier Beaumarché15 sleept noch op 't stuck van de betaeling. De Guarde des Seaux heeft aengenomen de saeck te behartigen. Dye de saecken van staet hyer maniëren sijn noch zeer nieuw. Men hoort niet dat Milord Ruse16 yet proponeert ende veelen houden het daervoor dat het huwelick van Engellant met Spangnie in 't eynde noch voortganck sal hebben. Eenige weecken geleden heeft de Gouverneur van Bapaulme - een plaats in Nederland onder den Spaignaerd - in een dorp, gelegen tusschen deselve stadt ende Peronne, de wapenen van Vranckrijck uyt de kerck genomen ende verbrand, zijnde hetselve dorp met eenige naebuyrige van ouds geweest questieux ende by de vrede van Vervyn indecijs gelaeten. Dit stuck ende de usurpatiën van den Spaignaerd

    354

    in 't landt van Luyck werd behartight by de Connestable17 ende eenige Secretarissen van staet; maer de Marquys de La Vieuville ende eenige met hem zijn zeer tegen al dat de vrede soude meugen breecken. Ondertusschen werdt geseyt dat door een minister, dye Catholijck is, weder is ontdeckt een Ligue, dye geprojecteert soude zijn tusschen den Prins18, Monsr. d'Espernon19, de Rohan ende dye van de Religie. Men heeft oock ondervraeging gedaen aen de Coninginne-moeder, die daerdoor ten hoogste is ontstelt, zeer protesterende van haer onschuld ende clagende dat men haer soeckt quaelick te stellen met haer soon. De Prins comt te hoof niet, alsoo hem de Coning niet en ontbiet. De President de Mesme20 is by my geweest, heeft my wel gerecommandeerd op het stuck van zyne Ambassade; tenteerde tacite off ick lust had om met hem te gaen. My dunckt sulcx ongeraden om de occurrentiën van den tijdt alhier niet te versuymen. Is oock by my gecomen Monsr. de Jussy21, premier président de la Chambre des monnayes, een zeer ervaren man ende van goede intentie; sprack my niet alleen van de afmaecking van de Oost-Indische differenten maer oock van een Unie ofte Tractaet op het stuck van Oost- ende West-Indie ten gemeenen beste ende naedeel van Spaignie; waerop ick seer in 't generael heb gediscoureert, toonende affectie om den Coning ende mijn vaderlant in dye ende dyergelycke saecken te dienen. Ick heb hem gerevisiteert, hy seyt met den Marquys22 van my ende dese saeck gesproocken te hebben, het schijnt dat dye wat difficijl is, misschyen door vrese van oorlogh. Hy soeckt reputatie door vergadering van geldt voor den Coning, ende staet daerdoor wel in de gratie, niet jegenstaende veele benyders, oock clachten van grooten ende cleynen over hem ende sijn schoonvader Beaumarché. Een Chiena uyt Spangnie ondertast hyer off men soude willen alliantie maecken tot bevestiging van yders possessie. 't En smaeckt niet. De Spaignaerd doet gelycke tentativen by de Switsers. Monsr. du Mauriers revocatie gaet vast, nae Paeschen sullen sy allegader verhuysen. Van Père Séguiran23 wordt noch by veele gemeent dat hy sal geamoveert werden, te meer omdat de Coning hem boven gewoonte caresseert gelijck hy Chomberg24 ende Puyssieux25 dede weynich voor de afstelling. Men houdt dat de Coning niet lang hyer en blijft maer gaet off nae Compiègne off nae Fontainebleau. Dit hebben wy voor desen tijdt. Onse Pyeter blijft te bedde leggen met weynich apparentie van zyne gesonde leden weder te becomen, 't welck ons, boven de costen, zeer verdryetich valt. Cornelis heeft de coortse. God geve U.E. ende alle vrunden aldaer goede gesondtheyt ende beter geluck.

    Den VII Maert XVIcXXIIII te Parijs.

    U.E. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    Mijn boeck van Mare liberum, dat onlancx in Holland herdruckt is26, doet

    355

    my hyer goed, soo om de manier van tracteren als om de maximen. Ick vonde laestmael Monsr. d'Aligre, soon van den Guarde des Seaux, daerin lesende.

    Adres: A Monsieur Monsieur Nicolas Reigersbergh.

    In dorso schreef Reigersberch: Mons. Grotius VII Martii 1624 A Paris. Waer hy liefst soude wonen. Warom liever in Duitschla. als in Vranckrijck. Intercessie van Vranckrijck ongeraden. Gouverneur van Bapaulme.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, cod. H. 5 g.
    2 - No. 882 en 883.
    3 - Zie p. 329 n. 3.
    4 - Hamburg, Rostock etc.; zie p. 329 n. 3.
    5 - De Deensche staatslieden Jacob Ulefelt, en Jonas Charisius, die vóór 1618 als gezanten in Den Haag waren geweest.
    6 - De Verantwoording.
    7 - Zie p. 262 n. 3.
    8 - Zie p. 325 n. 2.
    9 - Adriaan Pauw, zoon van Reinier, met wien Grotius in 1613 in gezantschap naar Engeland was geweest. Zie I p. 229 n. 2.
    10 - J. Thuméry de Boissise, die tijdens het proces tegen Oldenbarnevelt c.s. als buitengewoon gezant naar Den Haag was gezonden.
    11 - Zie p. 350 n. 2.
    12 - Zie p. 334 n. 3.
    13 - De lezing is onzeker. Johan van Goch, die sedert Oct. 1623 commissie als Griffier der Staten-Generaal had (naast den ouden Aerssens), zal wel bedoeld zijn.
    14 - Albert Joachimi, thans met Fr. van Aerssen in buitengewoon gezantschap naar Engeland.
    15 - De thesorier Beaumarchais, schoonvader van den markies De la Vieuville.
    16 - Rich, zie p. 282 n. 6.
    17 - Lesdiguières.
    18 - Condé.
    19 - Jean Louis de Nogaret de la Valette, hertog van Epernon, zie p. 326 n. 2.
    20 - Zie p. 348 n. 1.
    21 - Zie p. 351 n. 3.
    22 - Vieuville, zie p. 353 n. 3.
    23 - Zie p. 344 n. 1.
    24 - Schomberg, zie p. 275 n. 6.
    25 - Zie p. 326 n. 3.
    26 - Bij Elzevier te Leiden, 1618 (Rogge 3).