eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    894. 1624 april 18. Aan N. van Reigersberch.1

    Ick ben uE. grooten danck ...

    Bijlage:

    Maria van Reigersberch aan Nicolaes van Reigersberch, [18 april 1624]

     

    Mon frere,

    Hier beneffens gaedt een wisselbriefken van eenentsestich gulden en elf stuvers, hetwelcke ick ghetrocken hebbe voor neef van der Heiden.2 Ick hebbe het op mijn broeder de rentemeester3 ghetrocken, gelijck men mij gheschreven heeft. Dit geldt hebbe ick tot zijn zieckte ende begravinge ghegeven. Zijn kleeren, mantel ende lindwaet dat hij hadde, dat niet veel bijsonders en was, is gebleeven daer hij gestorven is. Ick en schrive nu aen zijn vader niet, alsoo ick het voordesen ghedaen hebbe ende nu geen tijdt en hebbe, daerom sal ick oock eindigen naer mijn groetenisse aen alle de vrienden ghedaen te hebben. Schrift mij hoe het met uE. koemmenschap4 al gaedt. Adieu.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, H 5j, eigenh. oorspr., uitgegeven als no. 894 (dl. II). De tekst van de bijlage, eerder gedrukt in H.C. Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 77, bevindt zich op hetzelfde blad.
    2 - Vermoedelijk gaat het hier om een telg van de Zeeuwse familie Van der Heiden, die aan Grotius als bloedverwant was aanbevolen. Van der Heiden was onverwacht tijdens zijn verblijf te Parijs gestorven.
    3 - Johan van Reigersberch, rentmeester van Zeeland Bewesterschelde.
    4 - ‘koemmenschap’, ‘koemenschap’, koopmanschap (WNT VII, kol. 5359-5362, met vermelding van deze plaats).