Mon frère,
Alsoo ick dese schrijff door monsr. van der Myle2, dye wat onderwegh sal blijven, soo en set ick hyerin geen tijdingen, mair deselve door den ordinarisse vandaege afsendt. Dese sal alleenlijck dyenen om te accompagneren drye boecken, waervan het eene is het boeck van Bellarmyn3, dat uE. speciaelijck begeert had. Ick heb daerbij gedaen volgens uE. generale begeerte een cort begrip van de philosophie4, 't welck hyer zeer geëstimeert werdt ende mijns oordeels wel is
186
gemaeckt. Het derde is een boeck bij den generael van de Feuillands5 gemaeckt tegen de brieven van Balsac6, dye ick uE. door monsr. Spiering7 heb gesonden. Hij tracteert Balsac wat rouw ende heeft daerin wat gelijck, dat Balsac te zeer advantageux spreeckt ende andere laet sprecken van hemselve met verachting van de oude; dat hij oock propoosten voert streckende tegen de Godsaelicheit ende goede manieren, zijnde andersins een verstant boven de gemenen. De courtisaenen blijven vooraen, de geleerden prijsen het oordeel van den monick. Dit is tot tijdverdrijff van Parijs, terwijl het oorlogh verre van hyer is.Mijne gebyedenisse aen alle bekenden.
Den XVI Octobr.
UE. dienstwillige
H. de Groot.
Adres: Mijn heer Mijnheer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage.
Met drie boecken, 2 gebonden, een ongebonden.
In dorso schreef Reigersberch: br. de Groot, den 16 Octob. 1627. Recepta den 4 Janu. 1628.