eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1188. [1627] oktober 16. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Alsoo ick dese schrijff door monsr. van der Myle2, dye wat onderwegh sal blijven, soo en set ick hyerin geen tijdingen, mair deselve door den ordinarisse vandaege afsendt. Dese sal alleenlijck dyenen om te accompagneren drye boecken, waervan het eene is het boeck van Bellarmyn3, dat uE. speciaelijck begeert had. Ick heb daerbij gedaen volgens uE. generale begeerte een cort begrip van de philosophie4, 't welck hyer zeer geëstimeert werdt ende mijns oordeels wel is

    186

    gemaeckt. Het derde is een boeck bij den generael van de Feuillands5 gemaeckt tegen de brieven van Balsac6, dye ick uE. door monsr. Spiering7 heb gesonden. Hij tracteert Balsac wat rouw ende heeft daerin wat gelijck, dat Balsac te zeer advantageux spreeckt ende andere laet sprecken van hemselve met verachting van de oude; dat hij oock propoosten voert streckende tegen de Godsaelicheit ende goede manieren, zijnde andersins een verstant boven de gemenen. De courtisaenen blijven vooraen, de geleerden prijsen het oordeel van den monick. Dit is tot tijdverdrijff van Parijs, terwijl het oorlogh verre van hyer is.

    Mijne gebyedenisse aen alle bekenden.

    Den XVI Octobr.

    UE. dienstwillige
    H. de Groot.

    Adres: Mijn heer Mijnheer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage.

    Met drie boecken, 2 gebonden, een ongebonden.

    In dorso schreef Reigersberch: br. de Groot, den 16 Octob. 1627. Recepta den 4 Janu. 1628.

    Notes



    1 - Hs. U B. Amsterdam, coll. RK. H9g. Eigenh. oorspr.
    2 - Zie no. 1187.
    3 - Zie nos. 1174 en 1182.
    4 - Grotius doelt hier ongetwijfeld op één van die compendia of Institutiones, die de noodzakelijke elementen verschaffen voor het begrip van de wijsgerige teksten en waarvan hij de bestudering aanbeveelt in zijn bekende brief van 13 mei 1615 aan Benjamin Aubéry du Maurier; zie dl. I, p. 384.
    5 - Dom Jean Goulu (1576-1629), generaal van de congregatie der Feuillants, schreef tegen de Balzac zijn Lettres de Phyllarque à Ariste (1627). Een jonge feuillant, dom André de Saint-Denis, had op de in 1624 verschenen brieven van de Balzac gereageerd met een boekje getiteld Conformité de l'éloquence de M. de Balzac avec celle des plus grands personnages du temps passé et du présent. Hierop schreef le prieur Fr. Ogier (of de Balzac zelf onder diens naam) een Apologie, die van frère André niet veel heel liet. Het verschijnen nu van deze Apologie schijnt voor Goulu aanleiding te zijn geweest zijn Phyllarque, onder welke naam hijzelf schuil gaat, te publiceren.
    6 - Jean Louis Guez, seigneur de Balzac (1595-1654), Franz prozaschrijver; studeerde te Leiden (het Album Studiosorum vermeldt zijn inschrijving op 8 mei 1615) o.a. onder Heinsius, met wie hij later in vinnige pennestrijd geraakte. Tegen Heinsius' in 1632 verschenen tragedie Herodes infanticida schreef Balzac nl. Discours sur une tragédie intitulée Herodes infanticida, 1636. Bij de twist, die hieruit rees, trachtte Salmasius tevergeefs tussenbeide te komen.
    7 - Zie ook no. 1315, p. 382 en n. 13 aldaar.