eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1413. [1629 juli tussen 23 en 30.] Van N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick hoope tsedert den XIII uE. broeder daer wel sal sijn gecommen ende door

    79

    mijn schrijvens sult hebben gesien, dat ick wt redenen, die uE. imagineert, niet sal versumen in hetgene uE. aengenaem kan sijn.

    Dese voorgaende weecke heeft mijnheer den prins niet alleen beyde de forten, maer oock eene traverse tusschen het cleyne fort ende de stat2 verovert ende is de stat wel dertych passen genadert. Het groote fort souden sij noch wel eenyge dagen hebben connen houden sijnde hetselffde binnen affgesneden, maer alsoo sij vreesden, dat het cleyne soude werden overvallen ende sij met 4 compangiën van de stat affgesneden blijven, hebben het den 17., naer sij een mijne hadden doen spryngen, verlaten ende is den heer van Dide3, die de wacht hadde, sonder verlies van volck daerin gecommen. Den hartoch van Candale4 hadde tevoren de wacht gehad ende de fausse braye ingenomen; versocht sijne Extie, dat langer als ordinaris op de wacht soude mogen blijven meenende oock de eere te hebben van het fort te veroveren, maer de ordre mocht niet werden gebroocken. Den achttienden is het cleyne fort oock verovert, naerdat sij meede van binnen een mijne hadden doen spryngen, daerdoor alleene drie van de onse sijn gequetst geweest. Een Engels collonel Harwout5 is daerop ingevallen ende met eenen den viant, die vluchtede tot in een traverse, die men meende dat veel moyte soude costen, gevolcht, die hij oock heeft ingehouden. De schansen werden seer sterck gevonden ende is aen elcke sooveel als een stat verovert. Graeff Henderick van den Berch6 is den 17. smorgens ten ses uyren van Boxtel met sijn leger getrocken, moetende bekennen, gelijck uE. wt sijn bijgaende schrijvens sal sien7, dat hij mits de sterckte van sijn Exties leger daer niet sach wt te rechten. Desen brieff heeft mijn heer den prins met een singuliere dexteriteyt becomen; want alsoo seeckeren boer, die sijne Extie als espion gebruyckte, aengenomen hadde om die te bestellen ende deselve relaterende hetgene hij int viants leger hadde vernomen met presentatie van in de stat oock dienst te doen, creech sijne Extie quaet vermoeden ende vreesende hij sijn brieven niet bij hem mochte hebben heeft hem gelijck naer de stat gesonden met ordre aen een ruyter dat hij van vorde op den boer soude passen ende, soo wanneer hij ontrent de stat soude sijn, hem aen te grijpen ende alles hetgene hij bij hem hadde met den persoon bij sijne Extie te brengen; hetwelck sulcx is geschiet ende is dese brieff over hem gevonden. Men seyt hij met sijn troupes al over de Maes is gepasseert. Mijnheer den prins heeft op het vertreck van den graeff van de Berch oock wt elck regiment voetvolck een ende meer compangiën naer boven gesonden ende daerbij 16 compangiën paerden onder het commandement van den (over)sten grave van Stirum8, die de reviere sal bewaren. De compangiën te voet beloopen vijftich in getale, sal boven noch eenyge vinden met oock noch twee compangiën paerden. Bij de Staten-Generael is geresolveert het volk van den conynck van Sweden9 in

    80

    Emderlant aengenomen drie maenden te gebruycken, oock Morgan10 met sijn troupes te ontbieden, die den conynck van Engelant11, mits men het gelt verschiete, voor drie maenden sal onderhouden. Het verschoten gelt sal in geschut werden betaelt. Daerenboven noch 2000 man onder den colonel Ferens12 bij den Deen tevoren gebruyckt. De nieuwe troupes sullen in alles over de ses duysent man beloopen, dewelke men vougen sal met het volck dat alreede boven is om de keysersche het hooft te bieden13. Het schijnt, dat men oock het volck van de Westindische Compange gelicht sal gebruycken, daerdoor hare equipage wat sal werden verachtert, die anders sterck voortgaet ende boven de dertych schepen, die sij alreede op de Spaensche custen hebben, meerder getal in zee souden brengen.

    De heeren Staten-Generael hebben dese weecke van der Veecke14, agent van den biscop van Ceulen15, in hare vergaderynge ontboden, hem scherp aengeseyt, dat sij int seecker waren verwittycht, dat het volck van de ligue tegens dese landen soude werden gebruyckt, dat sij wel wisten, dat den biscop van Ceulen daervan de principaelste was, dat sij hem daerom wilden doen verstaen, dat hij sijn meester soude laten weten, dat sij het op hem ende sijne ingesetene sullen verhaelen de schade, die dese landen daerdoor sullen comen te lijden, onder wat pretext dat se oock mach geschieden. Den gemelden agent socht [te] excuseren seggende, dat hij onlanckx brieven hadde ontfangen van den biscop, daerbij hij verclaerde, dat sulckx niet soude geschieden.

    De leste schepen wt Indiën gecommen brengen tijdinge, dat den grooten Mataram16 Batavia met surprise heeft gemeent te veroveren; veel van sijn volck is daer gebleven, hielt de stat noch, doen de schepen vertrocken, belegert.

    Dit is hetgene wij hier hebben, blijve naer groetenisse aen mijn suster ende mijnheer De Groot, uE. broeder,

    UE. dienstwillygen broeder
    N. v. Reygersberch.

    Naer ick kan vernemen, soo wert weynych swaricheyt gemaeckt, off wij sullen met Godts hulpe de keysersche ende Spaensche macht het hooft connen bieden sonder de belegerynge te verlaten. Nae men oordeelt soo is het dessein op de Issel ende met een ander leger op Vrieslant. Het volck bij sijne Extie tot het leger geschickt - dat somyge seggen vijftig, somyge tachtentych compangiën te wesen, ende van beyde sijn advysen bij de gedeputeerde tot het leger geschenen, sed praevalent die van tachtentyg - sal den Isel - met die in de Grave ende Gennep nu meer als noodych liggen oock ontrent 4000 - beschermen. Die van Vrieslant seggen, dat sij met 8000 te voet, sesthien compangiën paerden haer lant connen bewaren ende heeft den viant drie advenues, die elck met een royael fort sijn bewaert:

    81

    commende wt Emderlant moet passeren het nauw Ackerfort17, commende wt Munster de Boeretange ende wt het graefschap Benthem Coevorden. Soodat wij vol goede moet tot noch toe sijn. De leste advisen wt het leger seggen, dat graeff Henderick op de Mokerheyde leyt ende dat men seyt, dat hij het oock op Gennep heeft.

    Vergeef mijn haesticheyt, sum impeditus.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. O 14. Eigenh. oorspr. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 121. In de brief is sprake van de verovering van de forten Isabella en S. Antonio ‘dese voorgaende weecke’, op de 17e en 18e en wel van de maand juli, want volgens Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh vond dit feit plaats op resp. 18 en 19 juli, d.w.z. op woensdag en donderdag; de brief is dus in ieder geval geschreven in de week van 23 tot 30 juli.
    2 - 's Hertogenbosch.
    3 - Otto van Gend (± 1580-1640), heer van Dieden en van Biesterveld, sedert 1626 kolonel-chef van het Utrechtse regiment.
    4 - Henri de Nogaret (1591-1639), hertog van Candale, zoon van Jean-Louis de Nogaret de la Valette, hertog van Epernon; zie F.J.G. ten Raa en F. de Bas, Het Staatsche Leger III Breda 1915, p. 188, 4 n. 1.
    5 - Sir Edward Harwood (± 1586-1632).
    6 - Zie over hem III no. 1165, p. 156 n. 8.
    7 - Zie bijlage no. 5a.
    8 - Herman Otto, graaf van Limburg-Stirum († 1644).
    9 - Gustaaf II Adolf.
    10 - Kolonel Ch. Morgan; zie III no. 1196, p. 199 n. 9.
    11 - Karel I.
    12 - Vitus Ferentz; zie ten Raa-de Bas, Het Staatsche Leger III, p. 89. Zie ook Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 873.
    13 - Betreffende die nadering van het keizerlijke leger deelt Reigersberch, onder het afschrift van den brief van graaf Hendrik van den Berg, nog een uittreksel mede uit een brief van Henrick van Bilderbeek van 14 juli; zie bijlage no. 5b.
    14 - Johan van der Veeken.
    15 - Ferdinand van Beieren (1612-1650, geb. 1577), aartsbisschop en keurvorst van Keulen, bisschop van Lüttich, Münster, Hildesheim en Paderborn.
    16 - Agoeng (1613-1645), vorst van het Nieuw-Mataramse rijk in Midden- en het westelijk deel van Oost-Java.
    17 - De Lange Acker of Nieuwe Schans.