Mijn Heer,
Ick vreese, dat Meusniers2 officie niet langer sal duren als totdat Botru3 gekommen is. De wispeltuyricheyt van mijn neef4 mishaecht mij ten hoochsten, doch ick hoope, dat de jaeren hem meerder verstant sullen medebrengen.
Wt mijne leste sal uEd. verstaen hebben het overgaen van Den Bos. De capitulatiën hebbe ick tot noch toe niet gesien, dan seyt men te sijn op de voet van die van Breda. Den prins, die nu victorieus is, sal mogelijck met sijn fortuyn tevreden sijn ende den trefves soecken te vorderen, waertoe ick meine de Staeten genoech gesint sijn ende alhier is men daer niet tegens, soodat men vast besich is om te raemen den voet, dewijle ick geloove, dat die van Gelderlant, Overijssel ende Utrecht de passage van de IJssel sullen willen te niet hebben, waerop dan noch advys wt Spangniën sal moeten verwacht werden. Maer soo men die wil maecken op den ouden voet, mits yder behoudende tgeene hij heeft, sal cort afloopen. De Staeten
102
den Bos in verseeckeringe siende hebben haere resolutie overgesonden met excuse, dat de emotiën in de Velue de saemenkompste belet heeft van de provinciën, excusen, die ick lange te vooren gespelt hebbe, doch God gunne ons eene bestandige vrede.Ick sij in twijffel, of ick haere Hoocheyt5 wil moeijelijck vallen om te versoecken, dat ick soude de goederen genieten mogen, die mijn vaeder saliger mij bij testament hadde toegevoecht, want yet anders te begeeren soude niet te pyne waert sijn om soo een groote princes te employeren, hoewel ick gelove, dat het sal afgeslaegen werden; evenwel soude ick gaerne sien, wat de prins voor mij sal willen tewege brengen. Ick bidde uEd. dienstelijck mij hierop sijn advis te willen scrijven ende op wat manier het gevoechgelijckste soude wesen.
Ick en bekomme geene brieven wt Hollant. Het schijnt, dat een ygelijck meent coupabel te sijn aen tgeene Schouten6 gedaen heeft; soo groot is dapprehentie in de menschen. Voorwaer mijn dunck, dat sulcke luyden meer schijn als daet hebben van verstant.
Onderentusschen alle dese handelingen wert hier verwacht graef Heyndrick van den Berge7 om de reste van Brabant met sijn leger te bewaeren. Het is veel, kan Vranckrijck over al sijn vlogelen spreyden, is een teecken van groote macht ende dat vals moet sijn, dat het soo wtgeput is. Ick bemercke wt de brieven van Bottelier8 aen Meusnier, dat in Vranckrijck gearbeyt wert om den trefves te beletten. UEd. gelieve mij tadviseren, ofte het met fondement de onse soude konnen daertoe brengen, want sonder extraordinaris assistentie gelove ick niet, dat het soude konnen geschieden. Ick meyne het meest aen de dirextie van de prins sal houden, die in voortijden niet veel op de belofte ofte directie van Vranckrijck plach te staen, maer dat men sijn selven behoorde te helpen. Is hij noch van die opinie, soo sullen die van Vranckrijck weynich opereren. Ick houde het oock het seeckerste voor ons lant met haere winst tevreeden te sijn, alsoo het voorseecker is, dat de oorloch continuerende de Duytsche lige haer met den koning van Spangniën soude voegen, twelck ick houde het machtichste lichaem, dat nu op de been is ende dat best soude konnen dueren. De quaede geruchten, sonder noch verseeckert te sijn van het overgaen van den Bos, hebben onsen cardinael9 voor eenige daegen doen vertrecken twee mijlen buyten de stad op een Huys van Haere Hoocheyt, Tervuren genaemt, doch is op eergisteren weder in de stad gekommen. De gemeente is seer op hem gebeten, wijten hem alles, maer ick gelove tonrecht. Evenwel verstaet hij de regeeringe van dese landen niet ende heeft hem laeten verleyden door personen, die een plasdanck soecken te haelen met te doen geloven in Hispangniën, dat dese landen machtiger sijn als wel in de waerheyt is. Ick movere weder in questie van den trefves, alsoo mij die int hooft lecht, te weten, ofte die sal konnen gesloten werden sonder overstaen van de ambassadeurs der koningen10, die over de voorgaende gestaen hebben.
Int scrijven wert mij geseyt, dat een extraordinaris courier wt Spaengnien is aengekommen; soude last brengen tot vertreck van den cardinael, twelck hem best
103
is, want evenwel geweten sijnde in Spangniën van de disreputatie, die hij sijnen meester met vluchten heeft aengedaen, soude evenwel niet hebben konnen blijven.Ick eyndige met mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou ende familie, blijvende,
Mijn Heer,
UEd. ootmoedichsten dienaer
W. d'Oldenbarnevelt.
Brussel den 21en September 1629.
Adres: A monsieur monsieur de Groot Jt.
In dorso schreef Grotius: 21 Sept. 1629. Stoutenburg.