Mijn Heer,
De kersdaegen sijn oorsaeck, dat ick de memorie2 niet hebbe konnen gecopieert crijgen. UEd. sal genoegen daerinne hebben sijnde met goet verstant ingestelt, evenwel kan de waerheyt daer wel wtgenomen werden.
Ick kan mij niet genoech verwonderen, dat uEd. soo wanhoop van recompensie, daer nochtans 23 altijts soo seer tot uEd. plach te inclineren, soo 2 mij dicmaels selver geseyt heeft ende gevoechlijck kan geschieden. Maer dat ick een andere wech in moet, daer toe sijn twee redenen: de eerste mijne onbequaemheyt om het lant te konnen dienen, de andere dat mijne faulte schijnen tegens de Heyligen Geest te sijn ende consequentelijck niet vergeeffelijck. Ick neme dat gaern met patientie op ende en quelle mij niet, dat ick geen oprecht berou van die sonde hebbe. Mede vinde ick twell bij mijn vrou4, die mijne gebreecken over het hooft siet ende, soo het in haer vermogen was, mij meer goets soude doen als wel tegenwoordich geschiet, doch hebbe mij ten hoochsten te bedancken hebbende mijn pensioen geordonneert op een vast kantoor ende vermeerdert tot 160 philippen, waermede men met weynich hulps kan doorspertelen.
Dat de roomsche katolycke begeeren, dat men gelove, dat de pausche stoel niet dwaelen kan, valt mij soo vreemt niet, dewijle die van het synode van Dordrecht van hetselve gevoelen sijn ende ick meyne, hadden het de remonstrantsche predicanten naer haeren sin, sij souden al mede wat precys sijn. Geluckich sijn die, die alle die partialiteyten voorbij sien ende haer best doen om door wercken te betoonen, dat sij Cristenen sijn.
Verscheyde brieven met den lesten ordinaris van Paris melden, dat stilstant van wapenen is in Italiën, twelck mede wt Italiën geconfirmeert wert. De
149
wt Hollant, die ick verwachte, sijn mij saeterdach verleden toegekommen. Men voorsaeckert mij, dat 25 seer inclineert tot den trefves gebruyckende daertoe verscheyden voorslaegen. Haerlem, Leyden ende Enchuysen blijven daertegens, soo doen mede de provinciën Seelant, Vrieslant, ende Groeningen; dan de resolutie van Hollant sal de wet setten. Dewelcke om te beletten, heeft den ambassadeur van Venetiën6 in den Hage aen de Staeten ende den prins brieven getoont van den ambassadeur van Venetiën te Paris7, die verseeckerden, dat den koninck van Vranckrijck teenemael geresolveert was de krijch niet alleenlijck den koninck van Spaingniën aen te doen, maer mede in dese landen te vallen ende de Staeten promptelijck te betaelen alle haer achterwesen, met gelt ende credyt bij te staen ten wterste. UEd. kan nu oordelen, hoe seer dat de contramineurs gestijft heeft ende de vreetsinnige den mont gestopt. Maer het is te verwonderen, dat Baugy8 daer niet van en weet, twelck mij wel soude doen geloven, dat het een Arsenicque9 inventie is om tegens de kersdaegen, als de vergaederinge moet scheyden, de resolutie te verhinderen ende alsoo de handelinge brouilleren ende verachteren. Evenwel moet dat sijn selven wijsen. Langerack10 hadde mede een expressen gesonden met advysen, dat men geen trefves behoorde te maecken, maer sijn weynich in acht genomen geweest. Ick denck Vranckrijck hem de pen vergult heeft. Ick verlange te weten, hoe de Staeten van Hollant noch gescheyden sijn ende wanneer sij wederom sullen vergaederen. Den ambassadeur van Engelant in den Haege11 is moderaet int stuck van den trefves, den Palsgrave12 was met een quaede keel gequelt. Ick sal met devotie verwachten de remonstrantie13, die te Parijs loop van de prelaten en de heeren van dit lant aen de infante; hier heeft men dit pasquil gestroyt. Alle tijt verwachten wij een courier wt Spaengniën, die vrij wat nieus sal mede brengen.Hiermede wensche ick uEd. met mejoffrou uEd. huysvrou ende familie een geluckich ende voor alles saelich nieuwe jaer ende blijve altijts,
Mijn Heer,
UEd. seer ootmoedigen dienaer
W. d'Oldenbarnevelt.
Brussel den 28. Decembr 1629.
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot Jc.
In dorso schreef Grotius: 28 Dec. 1629. Stoutenburg.