eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    347

    1596. 1631 februari 27. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Ick sal doen nae de maniere van Vrancrijck ende van mijn particulier beginnen.

    Dat bij Antoninus2 geen verbetering is te verwachten, is seecker. Verargering in de betaelinge verwachten oock alle, die in actuelen dyenst zijn ende tot desen tijdt toe - dat ick niet en ben - betaelt zijn. Daerom is het tijdt, dat ick opte mijne let. Constans3 dyent niet te reysen, eer zij dat weet. Soo daer yet valt, moet zij hyer wat blijven. Soo niet, moet onder wege yet doen voor haer ende de haeren. Dye man van de Maes4 ende zijns gelijcken sullen met onse boecken niet overeen te brengen zijn. Men weet wel, wat zij seggen willen met de twee f.f. vast te stellen. Sij en willen daer niemant hebben, dye de Claudianen5 stijve, al waer het met stille swijgen ende niet te doen als zij. Oock meenen zij, quod omnis actorum rescissio prejudicie geeft aen haere entrée. Daerom is best op Numerianus6 gelet. Ende dunckt mij dat de versche inclinatio animorum met het uytgeven van de institutiën7 dyent waergenomen, alsoock den tijdt, eer arger personen Philippus8 becleden. Reden can Numerianus, als hij maer ge(ne)gen is, genoech geven: 1. dat het niet rechtvaerdigh en is yemant te beletten zijn onschuldt door de ordinarisse rechters bekent te maecken; 2. dat het niet eerlijck en is voor 't landt een persoon binnen ende buyten wel geroemt buyten te laeten; 3. dat het niet goed en waer, dat hij andere parthye, dye hem gepresenteert werdt, aenname. Boven de conditiën, voor desen geadviseert in Duytschlant9 is mij oock opening van Engelant gedaen ende werdt instantelijck daerop aengehouden. Numerianus moet oock in consideratie nemen, dat aen Constans gesel10 abolitie dickmael is gepresenteert. Dat in 't aennemen het prejudicie voor hem niet soo groot en soude zijn als voor 't landt, omdat daerdoor gestabilieert souden werden twee zeer prejudiciable maximes: 1. dat Philippus jurisdictie heeft over de ingesetenen, 'tzij regierders, 'tzij burgers van Volusianus11; 2. dat men yemant zijn vrijheyt, goedt, eer magh benemen par commissaires buyten de ordinaire justitie tegen de privilegiën. Wilt op alles wel letten sonder tijdt te verliesen. Op Gallus'12 goede wil comt alles aen. Wij moeten uyt den droom zijn. De vrouw, dye hyer is13, bedanckt uE. met presentatie van alle mogelijcke dyensten. Men seyt hyer, Hauterive14 belofte heeft gedaen van twee millioenen ende de onsen van yet aen te grijpen.

    348

    Op Sonnedagh laestleden is de coninginne-moeder15 te Compiègne door den marescal d'Estrée16 gearresteert ende bewaert geworden. Sij socht den coning te spreecken, maer was twee uyren te voren vertrocken; den coninginne van Vrancrijck17 socht sij mede te zyen, was oock wegh. Wat hyervan op 's conincx naem gepubliceert werdt, syet uE. hyernevens18. Sij heeft daernae een bryeff aen den coning geschreven wel ingestelt, seggende in effecte, dat zij in dye groote swaericheyt geen troost en had dan in haere innocentie, ende onderteeckent: Vostre très humble servante et subjecte Marie. 't En helpt niet. Men heeft haer willen vandaer voeren nae Moulins, haer douaire, maer onder 't gouvernement van den prins19. Sij en heeft niet willen gaen. Ende 't is onseecker, off de coning resolveren sal haer daer met geweldt te doen brengen. De princesse de Conty20 ende Madame d'Elboeuf21, groote vrundinnen van de coninginne-moeder, zijn belast op haere huyse te landewaert te vertrecken.

    Hyer is gevangen gestelt in de Bastille eerst d' Abbé de Foix22, dye de saecke doet van den hertogh van Guise23, daerdoor occasie is gegeven tot geruchte, alsoff men aen denselven hertogh, dye met den cardinael24 niet wel en is, hetselve soude willen doen ende de prins van Condé, dye nu in dye quartieren is, daertoe gebruycken.

    De coning op eergisteren hyer gecomen zijnde, is terstont nae de Bastille gebracht Bassompierre25, dye men seyt van langer handt gepractizeert te hebben om de Switsers te trecken tot de parthye van de coninginne-moeder. Hij werdt van veelen beclaeght.

    Den marescal de Marillac26 is in een stercke plaets van Champaigne - à St Menohou27 - gebreyt ende nauw bewaert. Men wil voortgaen met het proces voor commissaires, hoewel het parlement oock nae de interdictie van den coning nieuw arrest heeft gegeven om de judicature te mainteneren.

    Den gewese guarde de seaux28, dye te Chasteaudun is, zijn van nieuws guarde gegeven. Van 's conings broeder29 seggen eenige, dat hij vertrocken is nae Amboise. Maer een g[r]auwe monick heeft mij geseyt, dat hij is te Orléans ende daer den burgers den eedt aen hem heeft doen doen buyten gewoonte.

    Op de nieuwe edicten, dye men voor desen voorhadt, hadde 't parlement ende la Chambre des Comtes gepersisteert van remonstrantie te willen doen. Maer de Cour des Aides zijnde mede een souverain collegie hadde meer gedaen ende hadde

    349

    haer geabsenteert allegader, alsoo den graeff van Soissons30 bij last van den coning ten dyen eynde bij haer wilde comen. Sijn daerover allegader geïnterdiceert van haere bedyeninge ende last gegeven aen eenige maistres de requestes, om 'tselve te bedienen. Dit causeert opspraeck onder de gemeente. Aelius31 wil daermede voort.

    De Tiberianen32 zijn oock niet wel tevrede, omdat een predicant bij de Chambre d'Edict in boete is geslagen, dye geen reverentie had gedaen aen 't sacrement, dat voorbij ging, een groote infractie, soo sij seggen van de edicten. Ende daerenboven is de predicanten bij arrest belast niet te inveheren tegen de geestelijckheyt etc. Op de conclusie van den procureur-generael33 alhyer, dye haere groote vijant is. Eene van dye gesintheyt seyde mij deser dagen te hoopen, dat den coning van Sweden34 soude connen een vereeniging tewege brengen tusschen de Tiberianen ende lutherschen, waeronder dan de Claudianen als ten middelwege zijnde souden zijn begrepen.

    Over een ruymen tijdt, eer dese groote buyen hyer te hooff ontstonden, was Madame de Parqye35, dye bij de coninginne van Vrancrijck was, uyt het hoff doen vertrecken. De advysen uyt Spaignie - misschyen door Aelius geprocureert - brengen mede, dat Olivares36 daerover ten hoochste is bedroeft geweest, waeruyt men infereert, dat zij dienst dede aen Spaignie. 'tSelve soeckt men de Marillacs, Bassompierre etc. te laste te leggen. Hautefort37, een juffrouw geweest van de coninginne-moeder, daer den coning amoureux van was - amore Platonico an vulgari non dixerim -, is nu gestelt bij de coninginne van Vrancrijck ende haere grootemoeder38 tot dame d'honneur van deselve coninginne. Dus soeckt Aelius hulpe aen alle canten. Crequy39 ende Espernon40 zijn hyer, houden haer stille.

    Den 27 Febr. 1631.

     

    Ick werde onderrecht, dat men nauw opsoeckt alle dingen, dye in 't gouvernement van Verdun bij den marescal de Marillac zijn gepocheert, 't welck een teycken is, dat men niet groots in handen heeft. 't Is seecker, dat niemant oyt te Verdun de saecken van Vrancrijck in hooger reputatie heeft gestelt ende tegen het rijck gedefendeert.

    Den cardinael heeft een bryeff doen intercipiëren, comende van 's conings broeder, gaende nae Lorraine, al om zijne wederparthye te belasten met uytheemsche correspondentie.

    Den cardinael de La Valette41, dye nu heel wel is met dye van Richelieu, is

    350

    gesonden nae Orléans om Monsieur42 het huwelijck met de princesse Marie43 te presenteren, soo men hem daermede can aftrecken van de moeder44.

     

    Houdt voor seecker, dat men hyer niet voor en heeft dan tijdt te winnen tot de paix in Italië sal zijn geëxecuteert, dan ons te laeten sitten.

    Adres: Mijnheer, Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Holant In 's Gravenhage.

    In dorso met andere hand: Den 27 feb. 1631.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 14 m. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 1589. Niet ondertek.
    2 - (Koning van) Frankrijk.
    3 - Maria van Reigersberch.
    4 - Gerard Jansz. van Berckel, burgemeester van Rotterdam.
    5 - De remonstranten.
    6 - Amsterdam.
    7 - Inleiding tot de Hollandsche rechts-geleertheyd; Ter Meulen-Diermanse, no. 757.
    8 - De Staten-Generaal.
    9 - Zie III no. 1125, p. 100.
    10 - Grotius.
    11 - Holland.
    12 - Frederik Hendrik.
    13 - Josine de Bie, weduwe van Jan de Hertoge van O(r)smael, heer van Valkenburg, in leven gouverneur van het prinsdom Oranje.
    14 - François de l'Aubespine, markies van Hauterive; hij was met een missie van Lodewijk XIII naar de Staten-Generaal gezonden.
    15 - Maria de Medici.
    16 - François Annibal, duc d'Estrées; zie III, p. 260 n. 6.
    17 - Anna van Oostenrijk.
    18 - Ontbreekt.
    19 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    20 - Zie no. 1595, p. 346 n. 1.
    21 - Zie no. 1595, p. 346 n. 2.
    22 - Zie no. 1595, p. 346 n. 3.
    23 - Charles de Lorraine, duc de Guise; zie III, p. 76 n. 3.
    24 - De Richelieu.
    25 - François de Bassompierre; zie III, p. 73 n. 3.
    26 - Louis de Marillac; zie III, p. 53 n. 11.
    27 - De woorden: à St. Menohou staan in margine.
    28 - Michel de Marillac; zie III, p. 53 n. 11.
    29 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans.
    30 - Louis de Bourbon, graaf van Soissons; zie III, p. 66 n. 12.
    31 - Schuilnaam voor De Richelieu.
    32 - De gereformeerden.
    33 - Matthieu Molé; zie III, p. 456 n. 1.
    34 - Gustaaf II Adolf.
    35 - Niet nader geïdentificeerd.
    36 - Gaspar de Guzmán, hertog van Olivares (1587-1645), eerste minister van Philips IV van Spanje.
    37 - Marie de Hautefort (1616-1691); in 1646 huwde zij met Charles de Schomberg, duc d'Halluin (1601-1656), maréchal de France.
    38 - Madame De la Flotte-Hauterive.
    39 - Charles Créquy de Blanchefort de Canaples; zie III, p. 221 n. 1.
    40 - Jean Louis de Nogaret de la Valette, duc d'Epernon; zie II, p. 326 n. 2 en p. 224 n. 7.
    41 - Louis de Nogaret d'Epernon, kardinaal De la Valette (1593-1639).
    42 - Gaston, hertog van Orléans, de broer van Lodewijk XIII.
    43 - Maria Louisa Gonzaga; zie III, p. 206 n. 6.
    44 - Maria de Medici.