eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1783. 1632 september 1. Van W. van Oldenbarnevelt1.

    Mijn Heer,

    UEd. missive van den 17en Augusti is mij behandicht. Tot noch toe sien wij weynich effect van den grave van den Berg2, niettegenstaende Maestricht in handen van de Staeten is met conditie als Venlo ende Ruermonde de religie aengaende met de privilegiën. Den gouverneur3 heeft ses stucken geschuts mogen wtbrengen, wij moeten nu verwachten wat den prins4 sal voornemen. Ick gelove, dat hij noch al verscheyde desseins heeft.

    Over weynich daegen sijn wederom veel seylen op het Schelt gesien, onderentusschen hebben Terestein5 ende Beaumont6 Rubbens7 ontboden ende van selfs een paspoort gesonden om op Cuyck ende sprincen leger te kommen. Ofte het bedroch is ofte den trefves meynen, sal men haest konnen mercken wt hetgeene sij sullen voorslaen.

    sKonincks leger is daer het voor desen was, Papenheim8 is leger gesack, Trier heeft sich aen de Françoisen met accord overgegeven, den koninck van Sweden9 soude Fridburch ingenomen hebben, waerinne veele vivres voor Frietlant10 waeren. Van de Françoisen op dese frontieren hoort men niet, den koninck11 is naer Lyons ende seyt men, dat sijne troupen een regiment geslagen hebben van sijnen broeder12. Daertegens is hier tijdinge ant hof van de coninginne moeder13,

    64

    dat den mareschal de Toras14 sich voor Monsieur verclaert heeft - maer de brieven gisteren van Parijs gekommen melden daer niet van.

    Ick wete wel, dat den heere Aysma15 uEd. altijts sal raeden om des princen begeeren te volbrengen, doch uEd. weet best, wat hij te doen, ende konnen hem geen goede conditiën mancqueren. Ick bemercke wel wt het scrijven van den heere Aysma, dat men den oorloch in die quartieren moede is, soo doet men overal, maer wie siet daer een eynde van?

    Het is seecker, dat de predicanten niet tevreeden sijn met de conditiën, die den prins maeck met de gekonquesteerde steden, twelck nochtans, als die wel onderhouden wierde, voor dese sijde niet goeds soude wtbrengen. Ick bekenne gaern, dat ick niet begrijpen kan, waer al het gelt vandaen kompt, dat den prins in den oorloch verdoet. Maestricht is een kostelijck beleegeringe geweest; daer sijn oock veele menschen van qualiteyt gebleven ende nu noch in het leste den grave van Oxfort16 ende colonel Harwod17. Den prins heeft mede groot peryckel geloopen sijnde een van sijne camerlincx neffens hem dootgeschoten, twelck al doet achterdencken hebben, ende heeft nu victoriën genoech gehad, voornementlijck soo hij sijn leger geluckichlijck kan thuys brengen. Ick meyne niet, dat hij een goeden trefves sal tegens sijn, nochte onse princes18 mede.

    De Staeten-Generael van dese landen sijn tegens den 7en deser bescreven. Wat daeruyt broeijen wil, sal den tijt leeren, tot noch toe geven de geestelijckeyt ende gemeenten wel. Het meest, dat hier mancqueert, is goede ordre. Den grave van Egmont19 is noch op een van sijn huysen. Den graef van Warfusé20 en komt niet te voorschijn, is een seer slechten gesel ende doet sijne vijanden lacchen.

    Dit is alles, wat voor desen tijt hier omgaet, sal derhalven naer mijne dienstige gebiedenis aen mejoffrou uEd. huysvrou eyndigen, ende blijven,

    Mijn Heer,

    UEd. ootmoedichste dienaer,
    W. d'Oldenbarnevelt.

    Brussel, den eersten Septembr 1632.

    In dorso schreef Grotius: 1 Sept. 1632. Stoutenburg.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk; cat. v. hss., no. 1570. Eigenh. oorspr. Gedrukt Kroniek Hist. Genootsch. Utrecht 1873, p. 471.
    2 - Graaf Hendrik van den Berg; zie III, p. 156 n. 8. Hij had Venlo en Roermond verlaten, waarna hij zich naar Luik had begeven en in een brief de infante Isabella had medegedeeld, dat hij van verdere dienst aan Spanje afzag; zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 1188 vv. Maastricht had zich op 22 augustus overgegeven.
    3 - Guillaume Bette, baron de Lede († 1658); voor zijn goede diensten de koning van Spanje bewezen werd hij bij commissiebrief van 3 augustus 1633 verheven tot markies de Lede.
    4 - Frederik Hendrik.
    5 - Cornelis van Teresteyn (1579-1643), herhaaldelijk burgemeester van zijn vaderstad Dordrecht en van 1631 tot 1634 lid van Gecommitteerde Raden van Holland. Hij werd in verschillende commissiën gebruikt.
    6 - Simon van Beaumont, pensionaris van Middelburg.
    7 - De schilder P.P. Rubens, die in deze tijd meermalen voor geheime onderhandelingen gebruikt werd; vgl. IV, no. 1404 p. 65 en n. 6 aldaar. Zie ook Arend, Algem. Gesch. des Vaderl. D1 III, st. 4 o.a. pp. 290 en 680.
    8 - Gottfried Heinrich, Graf zu Pappenheim; zie no. 1772, p. 53 n. 10.
    9 - Gustaaf II Adolf.
    10 - Albrecht von Wallenstein, hertog van Friedland; ter zake zie no. 1772, p. 53.
    11 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    12 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans.
    13 - Maria de Medici.
    14 - Jean de Saint-Bonnet, seigneur de Toiras (1585-1636), maréchal de France.
    15 - Foppe van Aitzema; zie no. 1772, p. 54 en n. 1 aldaar.
    16 - Robert Vere, graaf van Oxford.
    17 - Sir Edward Harwood (1586 ?-1632).
    18 - De infante Isabella Clara Eugenia.
    19 - Lodewijk, graaf van Egmond, prins van Gavre, baron van Hamaide, heer van Fiennes, Armentières etc., ridder in de orde van het Gulden Vlies (1600-1654), een dergenen, die zich in 1632 in de Spaanse Nederlanden uit ontevredenheid over het Spaanse bestuur rond graaf Hendrik van den Berg en René van Renesse, graaf van Warfusée († 1637) aaneensloten; zie Knuttel, Pamfl. no. 4256.
    20 - Zie hierboven, n. 6; zie ook Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 1188.