Mon frère,
Nietiegenstaende dat de brieven van den vierden deser wt Paris seggen, dat de
476
ratificatie van het tractaet bij den conynck2 was geteeckent ende alreede soude sijn gesegelt ende overgelevert, bijaldien het doosken, daer het segel moet in werden bewaert, gemaeckt ware geweest; dat eerstdaechs soude werden gepubliceert de resolutiën van interdictie aen de onderdanen van den conynck met die van Spaengiën ende Oostenrijck te handelen, die al was genomen; den resident van Brussel3 thuys geroupen ende den Spaensen ambassadeur4 staet op sijn vertreck; dat de Franse oorlochscepen bij de onse op de cust van Vlaenderen waren gesproocken, die seggen last te hebben aen de Spaense hostiliteyt te doen; dat mede den heer van Chastillion5 eenen vendrich, Brickemant6 genaemt, van Masiks te lande met credentie heeft gesonden, die relateert, dat het leger van den conynck, dat ontrent Masiks lach, sterck tenminste effectivement van 25000 te voet, vijff duysent paerden, den thienden deser soude in Luxemburch marcheren ende den 13 wesen ter plaetse, daer de assignatie is gegeven; daerop oock sijn gevolcht geruchten, dat een stedeken genaemt Orchimont, gelegen in Luxemburch, bij de Fransen soude wesen ingenomen, ende meer ander omstandycheden, die daerbij werden verhaelt, - alle hetselve nietiegenstaende soo vinde ick noch seer notable ende cloucke onder de regierders, die aen de intentie van de Françoisen twijfelen, ende in allen gevalle geen vigeur ofte grote effecten daervan en verwachten; oock grote swaricheyt apprehenderen in soo grote concepten, die naer soo langen swaren oorloge werden gemaeckt.Sijn Extie7, die nu is, Godt lof, heel wel, is dus lange opgehouden van hem bij het leger tot Nimmegen te vervougen, niet alleen door indispositie, maer omdat het gelt noch bij Hollant niet was verschaft. Hetselve is nu gereet ende wert gemeent sijn Exte donderdach uyterlijck sal verreysen.
Ondertusschen is graeff Willem8 op gisteren met tachtentych compagniën van Dordrecht naer de Vlaemsche kust gevaren, om met diversie ofte directelijck Philippine, daer den viant den achsten voor gecommen is, te ontsetten. De plaetse, die men besych was met van nieuws te fortificeren ende daerom buytenwercken tot beschuttynge van de nieuwe daervoren waren geleyt, was maer met vijff compangiën beseth, te luttel volckx om die werken te defenderen; soodat den viant t'sijnder eerster aencomste is gecomen tot onder de contrascherpen, alwaer hij met gemack heeft connen logeren, omdat het poyer, bij den Rade van State daerin bestelt, soo vochtych was, dat sij het tot het canon niet conden gebruycken. Tsedert hebben de heeren van Zeelant tot vijfthien hondert mannen met alle nodruften van canon, poyer ende vivres met David van Orleans9 daerbinnen gesonden, ende hebben die van binnen twee sortyen gedaen, daer seer dapper is gevochten, particulierelijck vrijdach voorleden. D'onse dreven den viant wt een
477
halve mane, daer hij in was gelogeert, doch konden die niet behouden. De plaetse, hoewel van geen off cleyne importantie is, sal seer worden gedisputeert, alleen om de reputatie. Den viant hadde tot saterdach geen meer avantagie gecregen als hij ter eerster aencomste hadde genomen. Den lieutenant Cabelliau10 is dwers door het schouwerblat geschoten, doch sonder peryckel. De overlopers seggen van veel volckx, dat den viant daer voren laet.Men wil seggen, dat de vlote van den conynck van Engelant11 in zee is ofte eerstdaechs sal lopen; somyge seggen, die maer 26 seylen sterk is; dan den graeff van Licester12 schrijft, dat den conynck daerenboven noch derthien scepen heeft doen equipeeren. Willeby13, den graeff van Linsay, een heer wt sijn eygen genegentheyt seer quaet Spaens, sal die commanderen. Naer somyge advisen houden, soo soude op al de vlote maer 3300 mannen sijn, soodat alleen in see soude werden gebruyckt. Brasset14 meent, off hout hem soo, off het alleen een parade is sonder dessein ende dat apparentie is, men Engelant soude connen trecken tot het gemeen dessein.
Desen morgen sijn gecommen brieven van Baione, die seggen, dat de elff Dunckerckse scepen seylreet lagen om over te brengen elffhondert Spaengaerden; dat sij alleen ordre van Madril verwachten. Het gelt was noch niet gereet. Sij hadden daer oock tijdynge, dat de inwoonders van Brasil met de onsen begonden te handelen, waervan wij noch geen seeckerheyt en hebben.
De heeren van der Myle15, Beaumont16 ende Basius17 doen haer gebiedenisse.
Desen 14 Mey 1635.
UEd. dienstwillygen broeder
N. v. Reigersberg.
In dorso schreef Grotius: [1]4 Mey 1635 N. Reigersberg.
En wederom: 14 Mey 1635 N. Reig. N. Reig.