Mon frère,
Wat de meenynge van Vindex2 is, sal hem nu moeten openbaren, want soo hij wil met Virginius3 tot een opene rupture commen, soo sal het niet connen failleren ofte sal in Artois ofte Henegou oock sijne troupes sonder wtstel senden, sonder dewelcke het leger, dat in Brabant is, niet geschapen is grote progressen te connen doen. Den viant sijnde geretrancheert ontrent Leuven op een cleyn reviercken, dat door de stat loopt, heeft tot noch toe de progressen van het leger geretardeert. Ende soo het waer is, dat wt Duytslant met apparentie wert geschre-
35
ven, dat Gallas4 met 16000 gens d'eslite op wech is, den paix tusschen den keyser5, de hartogen van Saxen6 ende Lunenburg7 is gesloten, soo sal sijn Ex.tie8 te veel machts op den hals commen, soo deselve niet elders wert gedistraheert.Het is seer vremt ende bij luyden van staet qualijck te begrijpen, dat men daer al de werelt gaende maeckt, sonder mede alle effort bij te brengen. Want wat is dat anders als de geallieerde te consumeren sonder effecten, ende eyndelynge de macht van dengenen, die men irriteert sonder te verswacken, alleen op den hals te crijgen!
De leste advisen wt het leger sijn van den 14. ontrent Leuven. Den derthienden is Diest ingenomen. Knuit9 is wt het leger gedeputeert10 bij Pyrrhon11 gecommen, wert hier verwacht; wat hij brengt, sullen wij horen. Naer Iovinianus12 oordeelt, sal het niet goet sijn. Soo dit groot dessein sonder vruchten evanesceert, den paix van Saxen daerbij comt, soo sal het huys van Oostenrijck meenen, dat het alles met wapenen kan te boven commen, ende daerom weynych letten om dese generale oorloge te brengen tot een generale vrede, die nochtans wel ware te wenschen. Wt alle particuliere handelynge kan het peryckel voor d'een ende d'ander wel worden gereculeert, maer qualijck ontgaen. Het sijn becommerlijcke tijden voor die met een gesont christen-gemoet ende wel geaffectionneert harte tot den staet de constitutie van Europa insiet; want niet wel is te voorsien, hoe sooveel onsteltenisse sal werden te neder geleyt sonder grote veranderynge. Ende aen wat kant die vallen sal, wie sal dat seggen?
In dese conjuncture van tijt ende saecken mij op wech te geven sal niet connen, oock soo beletten mij particuliere occupatiën ende hope een ander jaer den wech veylic wesen sal. Anders is mijn genegentheyt seer groot om bij uEd. te wesen. Doch de communicatie, die mondelynge niet kan vallen, sullen wij met brieven, soo het uEd. geliefft, liberalijck ende in confidentie doen. Mij sal niet aengenamer sijn ende alles behouden tot mijn particuliere instructie, behalven hetgene dienst kan doen, waertoe ick geen occasie en versuyme.
Dat yet tot prejuditie van Felix13 bij Xenocrates14 is gepasseert, heb ick niet gehoort; dan mij is geschreven van een van Numerianus15, die ick dat hadde gerecommandeert, van de seer goede officiën, die bij sijn volck sijn gedaen. Hetgene
36
Julianus16 van Cimons17 volck noch verwacht, sal Irenaeus18 sien, off in ons Neeffs19 absentie kan vallen.Aen Serranus20 is geschreven, dat men is verwondert, dat hij hem daer laet payen, gelijck off hetgene tot noch toe is geschiet voor rupture21 waer te houden. Manlius22 is besych om dat Cimon wijs te maecken.
Wat te Rotterdam op mijn poursuite tsedert is gedaen, heb ick noch niet vernomen. Fabius23, die dese weeke op den vergaderynge comt, sal mij dat connen seggen.
De tijdyngen wt Brasiliën sijn seer goet. Die van Pariba hebben den eet van getrouwicheyt gedaen; de suykermolens gaen, ende handelen de Portugesen op den voet sij onder den Spaengaert hebben gedaen, ende alles voorts als ick voor desen hebbe geschreven.
Uwen lesten van de 8 deser is over Amsterdam gecommen, een dach later als door den rechten wech; dan ick meene uEd. dat om seeckerheyt heeft gedaen, hoewel ick meen wij wel mogen volgen den ordinaris wech. De luden sijn goet, ende soude uEd. het opschrift connen maecken aen suster Bloncke24 ofte Reigersberg25, om best te (depes)cheren met een couverte aen mij. Soo ick desen schrijff, ben ick met visite gedistraheert, moet hem daerom eyndygen.
Desen 18 Junij 1635.
In dorso schreef Grotius: 18 Iuny N. Reig. 1635.