Mijnheer,
Tijding en hebben wij nu hyer sonderling nyet.
501
d'Onlust van de parlementen is noch nyet heel gestilt. Men laet daerom nyet groote geruchten te maecken van preparatie te water ende te lande.
Voor Cimons2 Alcaeus3 is hyer groote vrese ende Manlius4 met de zijnen soecken een deel van den ondanck op Constans' gesel5, dye garen alles wel saegh te leggen.
Vindex6 handelt7 noch met den Lorrein8.
Uyt Italië ende Picardye hooren wij nyet. De keyserschen zijn over de bergen nae het Milanees gepasseert.
Ick blijff noch van opinie, dat het goed waer, Cimon yemant had bij9 Thucydidem10.
Mijnheer den ambassadeur van Engelant11 heeft Sonnedagh laestleden sijne clachte gedaen van dat de Fransche ambassadeurs in Engelant12 den palsgraeff13 de qualiteit van keurvorst hebben gedisputeert.
Aen den eertsbisschop van Bourdeaux14 werdt gegeven het gebiet over de vloote, die men toemaect te Rochelle ende in Bretaigne. Men seit deselve vloote sal gaen nae de eilanden15, daer de Spaignaerden sijn ingecropen.
Denckt om Cesar16 ende papieren. Wij verwachten Dideric17.
Tot Parijs, den XXXI Januari.
Wilt uE. bryeven senden over Numerianus18 onder coopluyden couverte, aen een coopman tot Cales ende voort aan een coopman tot Parijs.
502
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 31 Ianu. 1636. Tot Paris.