511
... de heer Spiering3, die gekomen (is) wegens Zweden zijn verblijf in Den Haag te nemen, (verzekerde mij) van het volkomen genoegen van den rijkskancelier4 en de rijksraden, zoo verre, dat hij van den broeder van den rijkskancelier5 - dien hij viceroy noemde - en meer anderen was bedankt, dat hij de kroon van Zweden zoo een persoon had beschikt. Dat hij in de raad meer dan eens met grooten lof van (uEd.) had hooren spreken en dat de heer kancelier wegens het verzoek zijner herroeping had gezegt, dat zij zich moesten dienen van personen, waarop zij zich konden verlaten, en niet die naer het humeur van anderen zijn.