eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    Bijlage no. 15 Bij no. 5106
    Bijvoegsel bij een brief van P. Spiring Silvercrona dd. 18 maart 1641.1

    Brussel, den 12. Martii a.o 1641.

    Gisterenavond mij komende besoecken den heer resident van Engeland,2 comuniceerde mij seer vreemde maeren, te weeten als dat drie daegen verleden vanhier vertrocken was een edelman gaende in post nae Vranckrijck met brieven van confirmatie op de generaele treves en surchantie van waepenen tuschen Spangiën ende Vranckrijck en dat denselven edelman

    725

    halffwech soude gemoeten een andere gedepescheerden van zijn May.t van Vranckrijck, medebrengende diergelijcke confirmatie van 't tractaet, en dat den expressen die vanhier gedepescheert is, desen avond hier wederom verwacht werd. Welcke rapporten den voornoemden resident soo vreemd scheenen, gelijck mij daerover verwonderden. Om nu alles naeder te ondersoecken als den gemelden resident ben ick alle desen daech daermede bees[i]ch geweest en eyndlijck vernoomen dit naervolgende: dat de vicenuntius van de paus3 op gisteren naemiddaech aen den heer Sorn,4 resident van de churfurst van Colen, - mijn seer familiaren vrundt - vrijmoedich en met groote asseurantie geseyd heeft dat het voornoemde tractaet seecker was ende hij selven daerin gebruyckt hadde geweest, daerbij voegende dat Vranckrijck de Vereenichde Landen in 't contractaet te comprehendeeren; dat don Michel de Salamanca,5 secretares van staet en oorlogh, naer Regensporg was vertrocken en de landen van Trier gepasseert was om aen zij[n] keyserl. May.t te verwittigen van 't gecontracteerde. Dit zijn tijdinge die mij soo vreembd voorcomen, dat ick selven schars can geloven 'tgun ick nochtans selver schrijve. Met den naesten hiervan meer.

     

    Ceulen, den 13. Maert a.o 1641.

    Bij mijne voorgaende hebbe ick per faultetijt, mits de post van Regensporch eerst in 't sluyten van de brieven op Holland aencaem, niet omstandelijck hoeverre het met de generaele amnestie gecomen is, connen adviseeren. Soo is het dan dat deselve, niettegenstaende zij voor hoochnoodich geacht oock van de meeste standen belieft werd eenen wech als den anderen, bij die voor dese gemelde clausulen ende restricken haer verblijff heeft. Saxen ende Brandeborch hadden sich vereenicht niet weder in den raet te comen, dit poinct zij dan tevooren richtich. Ceulen ende Beyeren zijn daerin met hun eens, Ments is de principaelste die sich daertegens opposeert, voorgeevende dat sulcx tegens zijne commissie is strijdende, soude liever sien dat gedachte amnestie naer den vreede van Prague gereleveert ende desen pro fundamento genomen wierden; hadde aen zijne churf. Doorluch.t6 daerover geschreven ende verwacht naeder instructie. Gelijckwel presenteerde den ambassadeur,7 dewijle hij overstembt, den anderen bij te vallen; 'twelck Saxen ende Brandenborg niet en begeerden, willende in hoc passu geene maiora hebben ofte gelden laeten, opdat zij in 't toecomende bij affschaffinge der gravamini [sic] met gelijcke munte betaelt ende sulcx hem wederom thuys gebracht werden. Ende alsoo de keyser selffs gern een eynde van dese saecke saege, genoechsaem vermerckende dat het niet anders gaen en wil, soo vermeend men dat de naeste vrunden de allgemeene verwilliginge van de voorsr. amnestie medebrengen sullen.

    S. keyserl. May.t hadde de meeste part van haer hoff terugge naer Weenen gesonden. Den roep ging dat zij passeport van den generael Bannier gehad hebben ende dat zijne keyserl. May.t toeliet dat wat de voorsr. Bannier voor zijne keucken uyt de stadt begeerde, hem soude gevolchd werden.

    Den ambassadeur van den coningh van Dennemarcken8 hadde uyt den naem van zijnen heere een schrijven van intercessie om relaxatie van den gevangen heere palsgrave Ruprecht9 aen den keyser overgegeven, oock volgens mondelinge daerom aengeholden. Die daerop van zijn keyserl. May.t gegevene declaratie gaff hoope van succes.

    726

    Den bischop van Osnabrugh10 is vanhier naer Regensporch ende vandaer naer Roomen tot den paus vertrocken, tot welcken eynde werd seer secreet gehouden. Ick vermeene, indien hem den cardinaelshoff [sic] gepresenteert wierde, hij soude sich niet beswaeren denselven t'accepteeren.

    De veldmaerschalck Haetsveld11 heeft deselve reyse naer Duytsland tot den bischop van Wirtsborch12 met ettelijcke trouppen oock aengenomen; sal apparentelijck vandaer op Regenspurg gaen ende der consultatiën der aenwesende generaelen assisteeren, hij swaerlijck, neemende den rechten wegh, connen deurcomen, mits de Wijmaersche13 dat stedecken Hasfurt gelegen op den Meyn geduerende de capitulatie ingenomen.

    Bovenaan de copie uit Keulen schreef Grotius: Rec. 27 Martii.

    Notes



    1 - Copie Stockholm, RA, Gallica 10, Handl. tillh. Hugo Grotii beskickning 1639-1641. Oorspr. De bijlage is van de hand van de klerk van Petter Spiring Silvercrona.
    2 - Sir Balthazar Gerbier (1591?-1667); vgl. DNB XXI, p. 227vv. Zie ook supra, no. 5135 n. 17.
    3 - Richard Pauli Stravius (1584-1654); vgl. W. Brulez (ed.), Corresp. R. Pauli Stravius, p. V-IX.
    4 - Johann Valerius Zorn. Zie J.F. Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln..., Münster 1976, p. 12.
    5 - Zie voor de missie van Miguel de Salamanca naar Regensburg, K. Bierther, Regensb. Reichstag, p. 301vv.
    6 - Anselm Casimir Wambold von Umstadt, keurvorst van Mainz.
    7 - Dr. Nicolaus Georg Reigersberger. Zie K. Bierther, Regensb. Reichstag, p. 174.
    8 - Christoffer von der Lippe (no. 5158 n. 6).
    9 - Ruprecht van de Palts.
    10 - Franz Wilhelm (1593-1661), graaf van Wartenberg, bisschop van Minden, Osnabrück en Verden, verbleef van eind april tot eind juni 1641 in Rome. Vgl. B.A. Goldschmidt, Lebensgeschichte, p. 109v.; ADB XLI, p. 185-192.
    11 - De keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (no. 5025 n. 11).
    12 - Franz von Hatzfeldt und Gleichen (no. 5121 n. 19).
    13 - Het leger van wijlen Bernhard van Saksen-Weimar (†1639).