198
Ik versta, dat de Aardsbisschop,2 zynde geleidt in het Parlement, gebeden heeft, dat men zynen ouderdom wilde verschonen. Als hy gebragt wierd naar den Tour (gelyk de manier is van allen die aan het Parlement worden aangeklaagt) heeft de gemeente gewelt willen doen op de koets, zoo dat men hem in een huis heeft moeten bergen. Hy dat ziende, zeide niet qualyk ten propooste:
At quid Turba fremit? sequitur fortunam, ut semper, et odit Damnatos.3