eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5139. 1641 april 12. Van J. Wtenbogaert.1

    Mijnheere,

    Ick en heb in lang aen uwe Ex.cien niet geschreven,2 alleen omdat mijne dagelicx meer ende meer schemerende ende bijkans heel duystere oogen dat niet en wilden lijden ende om 't weynich gesicht dat mij noch door Godes sonderlinge genade overich is in dit 85en jaer mijns ouderdoms, soo veel mogelick te bewa[r]en tot eenen hoogen noodt. Anders heb ick seer dickwils gewenscht altemet een woordt off twee met uwe Ex.en door de penne te mogen spreecken over vele ende verscheyden occurrentiën. Ick en kan evenwel niet laten uwe Ex.en seer dickwils ende doorgaens te houden in mijn herte ende gedachten, bijsonder als ick in mijn camer spreecke met den Heer mijnen Godt, wel wetende wat voor het gemeyn in het leven, gesondtheyt ende voorspoet van sodanige als uwe Ex.e gelegen is.

    Tegenwoordelick, mijnheere, worde ick seer geperst met eene seer ernstige bede ende versoeck van een mijn seer groot ende sonderling goedt heer ende vriendt wonende tot Amsterdam,3 van denwelcken ick in sekeren goeden sin seggen mach - nae 't exempel der joodscher

    217

    ouderlingen bij den H. Lucam4 - dat hij weerdich is dat ick hem dese bede niet en ontsegge, want hij heeft ons volck lieff ende heeft selve ons de synagoge gebout off helpen bouwen, neffens de vrientschappen mij in 't besonder bewesen. Sijne bede ende begeerte is niet anders dan dat ick uwe Ex.en hem te gevalle ootmoedelick ende ernstich soude willen bidden - gelijck ick doe bij desen - dat het deselve mochte gelieven den jongman, brenger deses,5 vanwegen seeckere swaericheyt hem tot Bayon[n]e voorgevallen, nae voorgaende goedertieren[d]e audiëntie van 'tgeen hij u Ex.e verhalen sal, met uwe Ex.e goede raedt behelpelick te sijn ende sooveel doenlick de goede handt te bieden.

    Ick bidde uwe Ex.en seer dienstich mij, derselver ouden dienaer, dese bede niet aff te slaen ende sal mij daerdoor meer ende meer verobligeert houden - hoewel d'obligatiën die ick u Ex.e hebbe alrede, jae overlang, seer verre passeren all hetghene ick immermeer tot eenige voldoeninge derselver soude konnen bedencken, late staen bijbrengen - voor u Ex.en te bidden ende daer ick d'occasie daertoe bequam sal vinden, te thonen dat ick ben, mijnheer,

    uwer Ex.en ootmoedichste dienaer
    J. Wtenbogaert.

    's-Gravenhage, desen 12 Aprilis 1641.

     

    Ick kusse mits desen de handen van mijn vrouwe d'ambassatrice ende derselve[r] dochter6 ende doe desel[v]e beyde nae uwer Ex.en oorloff seer hertelick groeten in den Heere.

    Adres: A monseigneur monseigneur Grotius, (a)mbassadeur de Suède près de sa M. trèschrestienne, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 12 April 1641 Utenbogard.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB, coll. Pap. 2. Vgl. Rogge (ed.), Br. Wtenb. III, 4, p. 289 no. 1123. Johannes Wtenbogaert (1557-1644), was leider der remonstranten; vgl. NNBW II, kol. 1469-1472. Wellicht beantw. d. no. 5393.
    2 - De laatste nog bewaarde brief van Wtenbogaert aan Grotius dateert van 8 november 1640, no. 4916 (dl. XI); hij onderhield daarnaast een geregeld contact met Willem de Groot; vgl. dl. XI-XII, Register i.v.
    3 - Wellicht de koopman Abraham Anthonisz. (1588-1664), die relaties had te Bordeaux; vgl. S.A.C. Dudok van Heel, in Amstelodamum, maandbl. 65(1978), p. 81-88.
    4 - Lucas 7, 4-5: ‘ ... quia dignus est ut hoc illi praestes; diligit enim gentem nostram et synagogam ipse aedificavit nobis.’ Na het volgende ‘lieff’ is in het hs. een overbodig ‘heeft’ ingevoegd.
    5 - Niet geïdentificeerd.
    6 - Cornelia de Groot.