388
't Bedroeft my hooglyk, dat men een Vorst2 zoo lang ongelukkig noch meer wil drukken. De Princen houden elk hun qualiteit, en ook de Keurvorsten de hunne, buiten hun Landt, 't welk zelfs in opzicht van Koningen, die in oorlog gevangen zyn, word onderhouden.
Ik zegge, wettelyk niet tot nadeel der oude gebruiken, maar tot behouding van 't geen de ondervinding van langen tydt by de natie heeft goedgekeurt - alzoo ik zeer goetkeur een boek voor ettelyke hondert jaren uitgegeven in het Engelsch en Latyn, de laudibus legum Angliae3 -.
De Bisschoppen, meene en hope ik, zullen in het Parlement blyven, alzoo anders de grondwetten van het Ryk zouden worden omgestoten. Hoe zy zich minder met de zaken van de werelt moeien, hoe het beter is om hun ampt wel te bedienen: dat het inkomen ook gemindert word, kan niet quaad zyn, mits dat zy houden middel om eerlyk te leven, en de vremdelingen te ontfangen, mits ook dat de rest niet bekeert word tot overdaat van de Hovelingen, maar tot ware Godtvruchtige gebruiken, dat is tot onderhoud der Leeraren, onderhoud der Kerken, troost der armen, lossing der gevangenen. Want dit komt over een met de oude regels, waar van de Koningen tot hanthavers zyn gestelt.
Ik bidde Godt dagelyks voor myn Heer den Aardsbisschop,4 dat het zyne Almachtigheit gelieve des Aardsbisschops vyanden, die velen zyn, te verzachten ofte hem te sterken met den geest, dien hy eertydts de Martelaren heeft gegeven.