Mijnheer,
De moielijcke passagie en sal alleen dit jaer mijn reyse niet beletten, doordien de swackheyt van den Raet2 mijn absentie niet can lijden. Anders wensch(e) ick bij uEd. te wesen ende van veele saecken te mogen discoureren, daer materie genouch toe is. Wat eynde sal dese generale beroerte van Europa noch nemen? Ick hebbe gesien een forme van Manifest van de princen van Sedan.3 Sij onderwinden haer veele, maer quis unquam imperium quaesivit, qui non eiusmodi vocabulis uteretur. Uyt dien houck noch van die middelaers verwachte ick soo groten goet niet noch voor dat rijck noch voor de geallieerde. Sij sullen het quaet genouch hebben, connen sij haerselven mainteneren, bijsonder den hertoch van Bouillon, die meer heeft verloren naer mijn oordeel met de doot van den graeff van Soissons als hij met de bataille heeft gewonnen, daer wij het vervolch van verwachten.
De roine-mère,4 die van Lonnen al was vertrocken om haer wech hierdoor te nemen, alsoo den cardinael-infante door Brabant die hadde geweygert, vernemen wij niet, hetsij dat hare comste is vertraecht door de difficulteyten aen hare ministres5 gemoveert ofte wel dat hare M.teyt is opgehouden bij het parlament, dat, soo eenyge seggen, van haer wil weten het dessein van een complot, daer sij kennisse van soude hebben. Andere hebben advysen dat sij hare M.teyt in Engelant willen onderhouden; dan het leste heeft geen apparentie. Maer eenyge willen voor seecker aennemen, dat Coigneux ende Monsigot swaricheyt maecken de zee naer dese landen te passeren, alsoo sij oordeelen dat de plaetse van de residentie van de roine-mère voor haer niet seecker en is.
Het Lage Huys hout even hart aen op het affschaffen van de biscoppen, om hetwelcke te stuyten met gevouchelijke middelen ende het Lage Huys contentement te geven het Hoge Huys hadde beraemt besnoiinge van autoriteyt ende middelen van de biscoppen. Tot het licentiëren van seven regimenten hadde het parlament middelen geschaft, daeronder hetgene hem van Hul meester heeft gemaeckt niet is gereeckent, daeruyt men oordeelt, sij dat met ander middel tot ordre willen brengen. De Sterchamber is affgeschaft.
404
De victorie ontrent Wolfenbuttel6 hout men noch groot. Op nieuwe voorslagen van den biscop van Bremen7 sijn de commissaris[s]en van desen staet8 noch tot Staden gebleven.
Den Turck, die op de grensen van Polen is met tweehondertduysent man, beleth dat den chaux9 door Polen sijn wecht niet durft nemen ende soude garen van Dansyck wederom terugge hebben gecommen, daer den cappitain die hem hadde gebracht, swaricheyt in maeckte, maer is nu ordre toe gegeven.
Het passeren van de riviere de Niers maeckt sijne Hoocheyt10 voor Gennep veel difficulteyt. Men hadde toegemaeckt een schip tegens het canon om in plaetse van een galère te gebruycken, maer de sanden ende dat de riviere niet eenparych diep is heeft dat voornemen beleth; nu sal men de riviere de Niers om moeten leyden, hetwelck noch tijt vereyst.
Desen 15 Iulii 1641.
Adres: Monsieur monsieur Grotius, ambassadeur de Suède, à Paris.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 23 Iulii.
En in dorso: 15 Iulii 1641 N. Reigersberg.