eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    27

    5009. 1641 januari 14. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Over acht dagen2 hebbe ick uEd. onderhouden met coopluydentijdyngen. (Ick) weet in 't generael, hoe onseecker sijn, ende hoewel dese ons toe waren gecomen onder het cleet van een publyck persoon, soo hebbe ick die weynych gelooff (ge)geven, omdat ick oordeelde dat de cronynge de tumulte te eer volchde. Men sal hem daer soo wel mede hebben connen vermaecken als men hier heeft, waer veele nu eerst daeraen beginnen te twijfelen, omdat uyt geen ander quart(ier) aen de coopluyden hier vervolch en compt.

    Tot Londen hout he(t) parlament sijnen begonnen cours, om welcken te ontgaen sijn naer de detentie van den heer aersbiscop3 met een conynxschip ende conincklijcke po(mpe) hier aengecommen milord Ciper ofte den guarde des seaux,4 men seyt sr. Henry Vaen,5 secretaris van den conynck, ende milord Gorijn;6 doch v(an de) twee leste sprack men met onseeckerheyt. Meer andere connen haer oock (in) Engelant niet verseeckert houden, alsoo sij aen het parlement qualijck connen verantwoorden hetgene sij onder autoriteyt van den conynck tegens de wetten van het rijck hebben gedaen. Soo lopen de tijden, die mij doende considereren hetgene nu in Engelant ende over 22 jaren7 in Hollant is gepasseert, dickwels doen seggen ‘ius est in armis,’ waervan sijnde gedestitueert soowel die de parlamenten tegens de conyngen als die de coninginnen tegens de parlamenten dienen, off het is naer of tegens de wetten, moeten succumberen.

    Naer het vertreck van de Engelsche ambassade,8 van welcker arrivement wij nu tijdynge hebben, niet sonder rencontre te hebben gehadt ende een cleyn gevecht op de zee, soo siet al de werelt op hetgene verder op de begonnen alliantie volgen sal. Men twijfelt niet ofte den conynck sal uyt dat voornemen bij het parlement voordeel doen, gelijck het oock hier den gemeenen man ende het meerendeel van de aensienelijke wel smaekt, die veel voordeels voor dese staet van Engelant daerdoor verwachten. Doch in sulke gissyngen kan men licht missen.

    Het discours van den secretaris Windebanck aen den comte de Charois9 tot Calis gehouden van handelynge die tusschen desen staet ende den conynck van Spaengiën soude sijn, sal daer materie geven van miscontentement, indien het aengenomen wert, maer hier meent men10 dat een gespangoliseert minister ombrage tusschen soo naer geallieerde souckt te geven, die darom sonder goede preuve cleyn gelooff behoort te vinden.

    28

    Den hertoch van Longueville is nu tot Amsterdam om sijn reyse naer Vranckrijck te voltrecken, den Turcksen chaux11 in Den Hage.

    Uyt de zee hebben wij niet nochte van Oosten ofte Westen, sijnde de actiën van West-Indië tot beneden de hondert gecomen op de opinie dat Houtebeen ende Lichthart12 niet hebben uytgerecht, ende sullen die van Oost-Indiën met de handelynge tusschen de Engelsche niet beter werden.

    In de plaetse van den overleden heer van Diden,13 gouverneur van Wesel, is gestelt den grave van Stirum.14 Soo rape ick vast bijeen wat ick kan om desen te vullen, die ick schrijve, eer ick de uwe hebbe gesien, alsoo ick Maendach in Den Hage niet en ben.

    Desen 14 Ianu. 1641.

    Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck, tot Paris. 13 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 23 Ian.

    En in dorso: 14 Ian. 1641 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 75k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. Nic. v. Reigersb., p. 637 no. 247. Vermoedelijk beantw. d. no. 5031.
    2 - No. 4999 met berichten over de Portugese opstand en de kroning van Jan IV; de berichten waren vermoedelijk afkomstig van de Staatse ambassadeur in Engeland, Albert Joachimi (no. 4998 n. 22).
    3 - William Laud, aartsbisschop van Canterbury, was op 28 december 1640 gevangen gezet.
    4 - John Finch, baron Finch of Fordwich (1584-1660), opperrechter in 1634-1640, speaker in het Lagerhuis en ‘lord Keeper’ in 1640. Vgl. DNB XIX, p. 14-18; CSP Ven. 1640-1642, p. 112.
    5 - Sir Henry Vane (1589-1655); vgl. DNB LVIII, p. 113-116.
    6 - Bedoeld zal zijn George Goring (1583?-1663), graaf van Norwich; vgl. DNB XXII, p. 248-251.
    7 - In het hs. is ‘jaren’ abusievelijk herhaald.
    8 - Johan Wolfert van Brederode, François van Aerssen, heer van Sommelsdijk, en Johannes Polyander van Kerkhoven, heer van Heenvliet (no. 4997 n. 3).
    9 - Vermoedelijk Louis de Béthune, hertog van Charost, commandant van Calais, bij wie sir Francis Windebank (no. 4994 n. 3) korte tijd gevangen gezeten had. Vgl. DBF VIII, kol. 625v.; supra no. 4988 (dl. XI).
    10 - In het hs. is ‘men’ abusievelijk herhaald.
    11 - Mustafa chiaus kwam op 11 januari vanuit Engeland in Rotterdam aan; hij vertrok weer op 7 april 1641 en reisde via Danzig en Polen terug naar Constantinopel. Vgl. Aitzema, II (f.o), p. 774v.
    12 - Cornelis Jol alias Houtebeen en Jan Cornelisz. Lichthart; zie ook no. 5008 n. 12.
    13 - Otto van Gent (1580-1640), heer van Dieden; vgl. NNBW VI, kol. 566.
    14 - Herman Otto (±1592-1644), graaf van Limburg en Bronckhorst, heer van Stirum, sinds 1622 commissaris-generaal van de cavallerie; vgl. NNBW VII, kol. 753v.