eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5419. 1641 oktober 14. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheer,

    Alsoo het nu nae den winter toegaet, waerdoor des crijgs actiën alhier comen te cesseren, soo valt hier weinigh te schrijven. Sijne Hoocheit den prince van Orangië, naedat hij de twee forten in Vlaenderen in volle defentie heeft gebracht, is opgebroocken ende blijft te Bergen op Zoom liggen, sijn volck in de schepen nogh houdende op de begeerte ende instantie van den ambassadeur van Vranckrijck,2 om den graef de la Fontaine,3 die met sijne troupen rondomme Antwerpen ligt ende op de desseings van sijne Hoocheit is lettende, tot diversie van Vranckrijck aldaer te blijven ophouden.

    Wt Slesiën hebben wij dat het garnisoen binnen Gorlitz sich nogh mannelick houdt. Sij hebben wederom een storm afgewacht, waerinne aen des vijants zijde gebleven sijn 150 soldaten ende 2 capitains. Het ontset van den general major Stalhans4 wirdt aldaer verwacht.

    Wt Ceulen schrijft men dat te Regensburg de conincklijcke ende churfurstlijcke middelaers in punctis praeliminaribus souden vergeleecken wesen; dat dienvolgende de gesante van den churfurst paltsgraef5 sijne propositie hadde gedaen, dewelcke aengenomen sijnde om daerover te delibereren wel voor een goet begin werdt gereeckent, maer beducht men dat men de antwoorde daerop van Weenen sal moeten haelen, hebbende de cheurf. onderhandelaers tot besluytinge van den rijxdagh de handen vol wercks ende weinigh tijts overigh om haere sinnen ergens anders toe te appliceren; dat den hertoge van Beyeren6 gaerne gesien hadde dat dese handelinge niet alleen tot Regensburg begonnen, maer aldaer mede afgedaen wirde, niet connende verstaen tot de sendinge van sijne gesanten op Weenen; dat den hertog van Lottringen sich bevindende van Spaegnië ende Vranckrijck verlaeten, sijne toevlucht bij den keiser soude genomen hebben ende dieswegen den colonel Fleckenstein7 tot sijne kayser[l.] May.t op Regensburg soude gesonden hebben.

    Van des veltmar.als Hatsvelt8 marche verneemt men geene seeckerheit; men wil seggen dat hij van den keiser soude ordonnantie becomen hebben sich met Piccolomini te conjungeren.

    Den 8e deses soude den general lieutenant Melander9 door Ceulen nae Bonne vertrocken wesen om met den jongen prince van Nieuborgh10 - die sich aldaer soolange heeft opgehouden - tot Regensburg bij den keiser te gaen solliciteren exemptie van inquartiringe voor de Gulick-

    573

    se landen, ende conde wel wesen, dat den voorss. Melander met den titel van grave terugge quam.

    Hiermede verblijve, mijnheer,

    u Excellentie dienstwilliger.

    Haage, den 14 8bris 1641.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Oct.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd., coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 13, 95. Oorspr. Niet ondertek. De brief is geschreven door Grotius' voormalige secretaris Pieter Pels (no. 5228 n. 1).
    2 - Mathieu Coignet, sieur de La Thuillerie, graaf van Courson (no. 5023 n. 10).
    3 - Paul Bernard, graaf van Fontaine (no. 5169 n. 16).
    4 - Torsten Stålhandske (no. 5014 n. 9) wist Görlitz echter niet meer op tijd te bereiken.
    5 - Konrad de Spina en Georg Johann Peblitz (no. 5033 n. 5).
    6 - Maximiliaan I, keurvorst van Beieren.
    7 - Niet nader geïdentificeerd.
    8 - Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (no. 5025 n. 11).
    9 - Peter Melander (1585-1648), graaf van Holzapfel; hij werd inderdaad in december 1641 te Wenen tot rijksgraaf verheven. Vgl. ADB XIII, p. 21-25.
    10 - Philipp Wilhelm van Palts-Neuburg.