eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    620

    5460. 1641 november 9. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij moeten om van de zaecke van den Pals te oordeelen afwachten zoo de resolutie die bij het parlement van Engellant zal werden genomen, als het tractaet dat tuschen Engelant ende de Vereenigde Nederlanden zal werden gemaect2 ende hoe hetzelve hier zal smaecken. Milander3 is niet geck.

    Ick zal zeer gaeren verstaen, wat vorder in de zaecke van de heer Spierinck4 zal passeren. Wat mij aengaet, hout voor zeecker haer wel bedencken zullen, eer zij mij van de ambassade zullen ontlasten ende als zij 'tselven deden, dat ick daerbij niet en sal verliezen. Ende uEd. can alle die hem spreecken, verzeeckeren dat ick in het minste daermede niet en ben becommert.

    9 Nov. 1641.

    Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 Nov. 1641 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 23i. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Geciteerd Brandt-Cattenb., Leven II, p. 302. Tezamen met no. 5461 antw. op no. 5444.
    2 - Dit verdrag tussen Engeland en de Republiek kwam niet tot stand; zie no. 5023 n. 9.
    3 - Peter Melander, graaf van Holzapfel; zie ook Reigersberchs brief, no. 5444.
    4 - Zie over de kwestie van Petter Spiring Silvercrona no. 5444 en n. 7.