eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5693. 1642 april 24. Van J. Meursius jr.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Nescio sane an ea epistola quam nuper Colonia ad te misi tibi sit tradita; ob hanc causam quod nulla responsione sim dignatus dubitare cogor. Certe, vir illustrissime, quicquid in me

    200

    est, hoc omne desiderio responsionem expectat, quam mihi tandem per paternam amicitiam et eius amoris2 dare velis, vehementer rogo atque exopto cupidissime.

    Iam itaque praeterea mitto catalogum parentis mei tam editorum quam ineditorum librorum, e quibus vestra Excellentia Meursii adhuc recordari potuerit, et eodem affectu et animi integritate, qua patrem sis per tot annos prosequutus, me filium etiam amplecti velis confido,

    illustrissimae vestrae Excellentiae observantissimus,
    Joannes Meursius filius.

    Lugduno-Batavorum, in aedibus viduae Jacchaei, olim dum fata sinerent ibidem professoris,3 anno 1642, die XXIV Aprilis.

    Adres met andere hand: Inscriptio erat illustrissimo ac excellentissimo viro domino Hugoni Grotio legato Suedico apud Galliarum regem, à Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: rec. (ult.) Aprilis.

    Onderaan in andere, latere hand: Johannes Meurs de zoon, professor in de geschiedenis en Grieksche talen te Leyden.

    Notes



    1 - Hs. Uppsala, UB, Wallers autogr.-Saml. 649 F. Eigenh. oorspr. De brief is gekocht op een veiling (voerende het nummer 1068 van de catalogus: Meursius de zoon (Joannes), fils du précédent, érudit et helléniste hollandais, qui suivit son père en Danemark. Lettre autogr. sig. en latin, Leyde, 24 avril 1642, 1 p. in folio, 250 fr.). Beantw. d. no. 5723. Johannes Meursius was de zoon van de hoogleraar Johannes Meursius (1579 - † 20 september 1639). Meursius sr., die tussen 1610 en 1625 geschiedenis en Griekse filologie aan de Leidse universiteit doceerde, nam in februari 1625 ontslag en vertrok naar Denemarken waar de koning hem een leeropdracht te Sorø had aangeboden. Zowel de vader als de zoon bleven contacten onderhouden met geleerden in de Republiek (vgl. Rademaker, Life and Work of G.J. Vossius, p. 155 en p. 276 n. 873). De jonge Meursius, geboren te Leiden omstreeks 1614, keerde in 1642 naar zijn geboortestad terug. Op 23 mei liet hij zich inschrijven aan de juridische faculteit (Album studiosorum Acad. Lugd. Bat. I, kol. 331). In hetzelfde jaar verscheen in Leiden zijn J. Meursii Arboretum sacrum. Volgens Jöcher, Allgemeines Gelehrten-Lexicon III, kol. 493, zou Meursius jr. jong gestorven zijn.
    2 - ‘amoris’, lees: ‘amorem’.
    3 - Marytgen Willemsdochter, weduwe van de Leidse hoogleraar Gilbertus Jacchaeus (Molhuysen, Bronnen II, p. 140).