eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5735. 1642 [begin juni]. Van D. Graswinckel.1

    Illustrissime domine, plurimum observande cognate,

    Quem habet Excellentia vestra immensis beneficiis aeternum sibi vectigalem hunc hominem, is certe et ubique et semper talem se ut ferat aequum est. Ego id vero etiam pium existimo, cum te semper agnoverim loco patris, aut si quid ultra patrem datur. Otii, ut vides, rationem reddo. Quae Maresium tangunt, nata sunt sub manum, nec ad hoc scripta ut vulgarentur.2 Sallustiana3 - si qua sui fiducia - ferant vel Grotium iudicem. Quam de Maiestatis iure adiunxi dissertationem,4 exhibebit ea, spero, Graswinckelum nescium assentari, candidum, euntem in omnem veritatem. Proximum ab his erit quod de sessionum praerogativa habeo affectum, inde heroico versu psalmi;5 et ni quid vitae summa brevis impediat, iura patriae, necessitatis, libertatis, naturae.6

    Sed moror te meis quisquiliis. Hoc agam. Perillustris Condersius,7 de meliore nota nobile Leovaeorum fratrum par,8 optet esse quam commendatissimum Excellentiae vestrae; et sane

    246

    avita virtus, longa atque incunctabili nobilitate illustrior, patrium decus, mores ad humanitatem facti, non id modo merentur, sed vel ultro prolixam humanitatem Excellentiae vestrae invitant, ut ne dicam lacessunt. Sciant ipsi hoc in perillustri viro amare te, quod publice privatimque Grotiani nominis quaquaversum sit amantissimus. Ac dum ita apud te statuis, etiam serio crede, non alium esse magis qui te habeat post homines natos summum prae illo, qui summi boni loco habere edoctus est, quod tum vero suus est, aequalibus maior, Deo iungendus, ac cum nemine non de felicitate suprema certaturus, cum simpliciter et bona fide imitator atque expressor est candoris, morum virtutumque quibus praesens praesentis tui plenum sanctumque pectus tuum repletissimum esse venerabundus agnovit, sed stupens ipse, et qua dabitur, e dissitissimo licet intervallo, tantis in vestigiis pedem fixurus.

    Vale,

    excellentissimo Nomini vestro dicatissimus,
    Graswinckel.

    Onderaan de brief staat in andere, latere hand: (Inscri)ptio erat: Aen sijn Excellentie (den He)er ambassadeur (de G)root tot Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: R[ec.] 17 Iunii.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, G 57. Eigenh. oorspr. Niet gedateerd. Beantw. d. no. 5753. Deze brief ging vergezeld van een boekengeschenk aan Grotius (waaronder de verhandeling De iure maiestatis dissertatio van eind mei/begin juni 1642). Het lijkt aannemelijk dat Graswinckel de door hem aanbevolen ‘Condersius’ heeft belast met het vervoer van het pakket; vgl. de ontvangstbevestiging van Grotius (infra). Mr. Dirck Graswinckel (1600-1666) promoveerde in 1621 te Franeker tot doctor in de beide rechten, vervolgens bezocht hij Parijs waar hij voor Grotius secretariaatswerkzaamheden ging verrichten (1623-1625). In 1629 huwde hij de Amsterdamse Geertruyd van Loon. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag. Spoedig verwierf Graswinckel in de residentie een goede reputatie als advocaat. In 1641 werd hij bij provisie benoemd tot advocaat-fiscaal in domaniale en civiele zaken bij het Hof van Holland (NNBW III, kol. 489-490; D.P.M. Graswinckel, Grasw., p. 90-117).
    2 - Zijn Notae op een brief die Samuel Desmarets op 1 januari 1641 had geschreven naar aanleiding van Boxhorns verhandeling ‘De Trapezitis’. Eind mei 1642 had de Leidse uitgever Commelin een uitgave van deze discussie verzorgd; vgl. no. 5661.
    3 - C. Crispi Sallustii Catilina, Theod. J.F. Graswinckeluis commentario illustravit, Leiden (Commelin) 1642 (ex. Parijs, Bibl. Nat.).
    4 - De iure maiestatis dissertatio, Den Haag (Th. Maire) 1642; vgl. no. 5737.
    5 - In 1643 publiceerde Dirck Graswinckel de hier aangekondigde Psalmi Davidis Th. Graswinckel paraphrasi heroica vertit; in het daaropvolgende jaar verscheen zijn Dissertatio de iure praecedentiae inter serenissimam Venetam rempublicam et serenissimum Sabaudiae ducem.
    6 - Van deze grote onderneming zag Graswinckel later af. Bij wijze van voorbeeld stelde hij in 1651 een Placcaetboeck op 't stuck van de lijftochten samen. Voor een overzicht van zijn oeuvre, zie G.J. Liesker, Die staatswissenschaftlichen Anschauungen Dirck Graswinckel's, Fribourg 1901, p. 260-265.
    7 - In 1640 was Graswinckel als advocaat verwikkeld in een proces van de Groningse Ommelanden tegen de stad Groningen. Door deze zaak leerde hij een aantal Ommelander notabelen kennen, waaronder de families Coenders en Lewe. De ‘illustere’ Groninger die met deze aanbevelingsbrief naar Parijs is getogen, moet Abel Coenders Lewe van Asinga (1624 - ca. 1663), zoon van Evert Lewe thoe Asinga en Anna Coenders van Helpen, zijn geweest. Genoemde Coenders was in de jaren 1658-1660 lid van de Raad van State (H.L. Hommes, in Jaarboek CB voor Genealogie 17(1963), p. 193-194, en Wittert van Hoogland, in Gen. en Her. bladen 4(1909), p. 13-14).
    8 - Abel Coenders had twee broers: Johan Lewe van Ewsum (1622-1671) en Joost Lewe tot Hanzouwe (1624-1677). In 1641 werden de broers op dezelfde dag (25 maart) ingeschreven aan de Groninger academie (Album studiosorum Acad. Groninganae, kol. 43). Naderhand zouden zowel Johan als Joost curator van hun Alma Mater worden (Wittert van Hoogland, o.c., p. 14-15 enp. 29).