(Mijn)heer,
All(e d)e werelt nae de verscheidenheit van affectie maect hier verscheide discoursen over het arrest dat den coninck heeft gedaen aen de persoon van monsieur de Thou2 ende eenige andere vrunden van monsieur le Grand, dewelcke zelve is geëschappeert, zoo eenige zeggen, bij den coning vermaent zijnde.3 Monsieur de Schomberg, die zijn restablissement aen monsieur le Grand schuldigh is, blijft commanderende over het leger voor Perpignan nevens monsieur de La Millerai.4
Dit is tewege gebracht door den cardinal Mazarini ende den grave van Chavigny, die van den cardinael de Richelieu hem houdende tot Tarascone gezonden waeren aen den coning, waerbij zich heeft gevoucht monsieur de Noyers, die altijd bij den coning was gebleven.5 Deze
273
schijnt dat den coning vertoont hebben, zoo zijne Majesteit iet resolveerde tot naedeel van den cardinael de Richelieu, hoeveel verandering in gouvernementen ende andere officiën zoude moeten geschieden, hoeveele personen daerdoor zouden werden gemescontenteert ende wat occasiën den vijant sterck zijnde op de frontieren daeruit zoude connen nemen. Oock had den coninck alrede bevonden dat het gelt, 'twelck hij van Lions was verwachtende, hem manqueerde door beleidt van deghenen die hier de finantiën regieren. Off nu de mening eenigh quaed te doen aen de gearresteerden, ofte dat het arrest alleen is geschiet om den cardinael satisfactie te geven ende alle de werelt te doen geloven dat zijne autoriteit continueert, werdt getwijffelt.Den cardinael is noch te Tarascone, heeft bij hem gecregen sijne ordinaire guarde, waerbij den coning eenige van de zijne zoo te paerd als te voet heeft gevoucht. Te Bourbon werdt alles gereedt gemaect om den cardinael daer te ontfangen, alzoo men hout de wateren die daer zijn zeer dienstigh voor zijne gezondtheit, die noch niet vast en is. Den coninck soo men meent zal den cardinael zien of te Bourbon ofte ellewaert, alzoo zijne Majesteit, de lucht ontrent Perpignan onbequaem vindende voor zijn lichaem, gequelt van de hemorrhoïdes herrewaert comt, hebbende zijne broeder ontboden om zijne plaetse te bewaeren voor Perpignan, in welcke stadt zoo wij verstaen negen oncen daegs werden uitgedeelt aen de soldaten.
Den hertogh Carel zijnde versterckt uit Lutzenburg, zoodat hij hadde drieduizent te voet ende zooveel te paerd, heeft Pontamousson becomen ende belegert Toul;6 om welcke oorzaecke monsieur de Gransei met zijne trouppe van monsieur de Harcourt, daerbij hij zich hadde gevoucht, terugge is getrocken, in plaetze van dewelcke mijnheer den prince7 licht zesduisent nieuwe soldaten ende vergadert wat hij can door den ban ende arrière-ban om den grave van Harcourt, die zich ontrent Laon hout, te verstercken. Don Melos latende een deel van zijn leger bij Rocourt8 is zelff met eenige van de zijne gegaen om te letten op de actiën van den prins van Orangie ende van den marescal de Guebrian.
De Venedische nieuwe lichtinge zijn gepasseert door de Switsers ende Grisons met weinigh gelds aen particulieren te geven zonder te spreecken aen het generael. Tienduizent Spaignaerden houden haer bij Alexandrië om te zien wat de Fransoisen zullen doen. Den paus fortificeert zeer Castre ende vermeerdert het garnisoen; licht oock eenige ruiterie in het Perusijn. Den hertogh van Parma blijft noch in goede posture. Den marescal d'Estree9 commandeert zijne uithemsche ruiterie.
Wij verstaen dat het parlement van Engelant zeer begint te scheuren, zoozeer dat dertich van de Hooge, meer d(an twin)tich van de Lae(ge Camer) het parlement verlatende haer bij
274
den coninck hebben begeven; o(ock) den guarde des seaux met hem brengende het zegel van het parlement.1018 Iunii 1642, tot Parijs.
Wij verstaen nu zeeckerlijck dat oock monsieur le Grand is in bewaering gestelt ende Chavagnac.11 Den hertogh van Boullion werdt gesuspecteert kennisse gehadt te hebben van haere desseings. Monsieur de Guiche is te Retel. Men seit hij heeft duisenttweehondert paerden, vierduizent paerden.12 Den grave van Harcourt met zijn leger is bij Cressy.13 De vlooten houden haer stil bij Catelagne. Motte-Odincourt heeft een stedeke becomen genaemt Monson, maer noch niet het casteel.14 De zaecken van den coning van Engelant beginnen te beteren.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Iunii 1642 uyt Paris.