Mijnheer,
De hoope is bij veelen dat het peryckel niet groot en zal zijn voor monsieur le Grand ende voor monsieur de Thou,2 alzoo den coning twee van zijne valets gezonden heeft om monsieur le Grand, die te Mompelliers bewaert werdt, te dienen; ende monsieur de Thou volgt het hoff ende werdt bewaert bij den grave van Charrois, gouverneur van Calais, maer nu bij den coning zijnde als capitein van eene compagnie van zijne guardes,3 wiens broeder de beste vrund is van monsieur de Thou.4 't Schijnt den coning om den cardinael te beletten uit het rijck te gaen, noodigh heeft gevonden hem dese satisfactie te geven ende alsoo des cardinaels actiën binnen ende buiten het rijck te justificeren.
Den coning is vertrocken van Narbonne met meerder guarde als nae gewoonte. Men meent zijne Majesteit den cardinael zal zien in dat deel van Avignon, 'twelck Vrancrijck toecomt.5 Men hoopt den coning hier zal [zijn] binnen een maendt. Doch zulcx can geretardeert door zijne dispositie, geïncommodeert zijnde niet alleen door de hemorrhoïdes maer oock door coortzen. Des cardinaels gezondtheit is oock niet vast, alzoo nieuwe geswellen haer openbaeren. Meent hem in een stoel te laeten draegen.
Van de intentie van de gevangenen werdt verscheidelijck gediscoureert. Eenige meenen dat die meest gestreckt heeft om den coning wat vrijer te maecken door besnoeiing van des cardinaels macht. Andere zeggen zij hebben een trefves voor zeven jaeren willen maecken met Spaignie,6 om nevens Spaignie den coninck van Engelant tegens zijne wederspannige te assisteren. Dese suspicie werdt gesterckt doordien den resident van Engelant7 zich schielick heeft geabsenteert. Bij monsieur le Grand zijn brieven gevonden van de coninginne-moeder ende van de Fransoisen die in Engelant uitlandigh zijn.8 De coning heeft zijne moeders brieven niet willen laeten lezen. Eenige brieven van den hertogh van Bouillon zijn oock geïntercipieert,
288
maer men hout hem onschuldigh9 ende men laet hem bij het gebiet over het leger in Piedmont, alwaer hij de Spaignaerden terugge heeft gedreven nae het Milanees.Motte-Odincourt door de zieckte van den marescal de Breszé is gemaect vice-roi van Catelagne.10 Voor Perpignan commanderen de marescallen Scomberg ende La Millerai bij beurte.11 De Spaignaerden prepareren haer om Perpignan te secoureren hebbende daertoe bijeen niet alleen een leger te land, maer oock een vloot van hondert schepen in zee. Hertogh Carel nae de wedercomste van den grave van Gransei12 is geweecken uit het Messijn, maer heeft La Motte van alles wel voorzien. Den grave van Guiche is noch bezigh om zijn leger te restaureren. Den grave van Harcourt is bij Marle, alzoo op de plaetzen daer hij tevoren was de vourage hem ontbrack.
Den adel van Normandië heeft den coning aengeboden te dienen bij regimenten, 'twelck den coning aenneemt, ende roept oock bijeen den ban van Picardië, Beausse, Brie. Men meent des conings broeder herrewaert zal comen om het opperste commandement te hebben zoo over dien adel als over de legers in Champagne ende Picardië.13 Nae 't vertreck van don Francesco de Melos met zijn volck is Beck gebleven met zevenduizent man bij Valentienne. Twee compagniën van zijne Croaten, een van cuirrassiers is bij de Fransoisen geslagen ontrent Quesnoi.14
28 Iunii 1642.
Hertogh Carel is te Vandervange; heeft, zoo men hier zegt, duisent man te voet, duizentvijfhondert te paerd. Den grave de Guiche is bij Mezières.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 28 Iunii 1642 uyt Paris.