Mijnheer,
Voor de Fransoisen ende Hessischen zal het in dezen tijd genoech zijn dat zij haer houden buiten schade2 et semet servent rebus secundis.3 Van Engelant gelooft men hier mede dat des conincx partij wackert, maer staet te bedencken off die verandering niet en is veroorzaect door de hoope die geschept wierd uit de verandering in Vrancrijck, die niet lang en heeft geduirt. Aen monsieur de Thou zijn commissarissen gegeven.4 Hij neemt aen te bewijzen niet gedaen te hebben zonder 's conincx last, zich beroupende zoo op zijne papieren als op des conincx getuichenisse. De vrunden vrezen evenwel te meer, omdat den cardinael in plaetze van den coning te volgen blijft in die quartieren onder pretext van zieckte, 'twelck eenige meenen aengelegt te zijn om in absentie van den coning de gevangenen uit de wege te helpen.
Den marescal Horn heeft aen mij tweemael geschreven.5 Ick en can niet anders geloven ofte is van ons wel gecontenteert. Doch is waer dat eenige te Genève, eenige hier, zoo om haer religie als anders, die vijanden zijn van alle vrede, mijne uitgegevene geschriften aen sijne Excellentie wat hadde[n] tegengemaect, waerop ick goede onderrechting heb gedaen. Voor 't behouden van de ambassade ben ick niet becommert. Sexagenariis licebat a senatu
322
abesse.6 Ick en ben niet verre daeraf ende can nae zooveel gewoels wel in ruste leven. Ende die Vrancrijck regieren, vresen veel meer mijn vertreck uit Vrancrijck dan ick doe.Tegen Jacob Laurenssoon7 is voor deze tijd niet anders noodigh als het uitgeven van mijne stucken tegens Rotterdam,8 'twelck ick bidde dat zonder uitstel geschiede. Van monsieur de Saumaises deliberatie weeten wij noch niet zeeckers.9
19 Iulii 1642.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 19 Iulii 1642 uyt Paris.