Mijnheer,
Den coning zal haest hier zijn ofte hier ontrent. Is vergezelschapt door den cardinael Mazarini, den grave van Chavigny ende monsieur des Noyers.2 Den cardinael de Richelieu gebruict zijne indispositie, die wat verswaert is door een nieuw absces, om den coninck niet te volgen, gelijck gezegt was, maer te blijven te Tarascone, 'twelck eenige meenen te geschieden om de gevangenen, die bij commissarissen alrede zijn ondervraegt, te doen verwijzen in des conings absentie.3 De broeder van monsieur de Thou,4 die daer was gecomen om voor zijne broeder te solliciteren, heeft daetelijck last gehadt om te vertrecken.
Des conincx broeder,5 die vertrocken was nae Piedmont, verzocht zijnde bij den coninck om bij hem te comen ende mondeling te verclaeren 'tgunt hij door een edelman had doen weten aengaende de desseings onlancx voorgenomen, heeft niet dorven comen vresende dat den coninck, merckende zijne veele recidiven, voor het toecomende daerin zoude voorzien. Daerover heeft den coninck 't incomen niet alleen van sijn broeder, maer oock van desselfs dochter6 gearresteert, met intentie van d'een ende d'ander te geven daeruit dat zij van noode zullen hebben. Den grave van Chavigny employeert zich om deze zaecke te accommoderen.
323
Beck7 hout zich ontrent Valencienne beschermt door de rivieren, zoodat den grave van Harcourt tegens hem niet en heeft connen doen ende overzulcx wedergekeert is naebij Vervins. Den grave de Guiche heeft bij zich ontrent tweeduizent paerden, vijfduizent man te voet, niet verre van Sedan.8
De hertoginne van Bouillon heeft aen den coning geschreven dat zij Sedan zal bewaeren t'zijnen dienste, midts dat men haeren man niet en misdoe.9 Monsieur du Hallier is voor Dieuse; hertogh Carel gaet hem tegen.10 In deze quartieren dwingt men de ledichgangers tot den crijgh ende men gaet voort met den ban ende arrière-ban van de naegelegene provinciën. Perpignan hout noch; ter zee hebben de Fransoisen twee Spaensche schepen genomen. Evenwel zegt men dat een groot secours uit Spaigne te Roses is geland tot ontzet van Perpignan. Wij zullen zien wat daervan zal comen.11 Men zegt ons dat den marescal de La Motte-Odincourt weder is gegaen in Arragon.12
De princen van Savoie blijven handelende zoo met Spaegnie als met Vrancrijck. 't Garnisoen van Nizza13 bestaet wel uit Savoiards, maer die zijn in eed van den cardinael van Savoie tot dienste, zoo hij voorgeeft, van den jongen hertogh. Venetië continueert haere lichting ende Genua solliciteert te Rome ende ellewaert om alle de eer te ontfangen, gelijck als Venetië. Men tracht alsnoch de questie tusschen den paus ende den hertogh van Parma te accommoderen door een huwelijck van een broeder[s] zoon van den paus met een dochter van denzelven hertogh.14
De zaecke van des conincx broeder is soo geaccommodeert dat hij sal blijven te Nizzy15 in Piedmont ende aldaer genieten tweehondertduizent gulden 's jaers quiterende sijne principale domestycquen, dewelcke zullen gaen daer het den coning zal ordonneren. Otto Louys Rijngraef is gevangen bij die van Saverne.16
Wij verstaen dat den coning van Engelant continueert met de fortificatie van Neuwcastel, Barvyck, Carlisle, dat het lant van Galles ende Lauwcaster is voor zijne Majesteit. Begeert dat het parlement vergadert in een andere plaetze, niet te Londen om de seditie; dat zij binnen zes weecken een einde maecken van affaires, revoceren een remonstrantie injurieux tegens sijne Majesteit.17 Dit geschiedende biedt den coninck aen pardon generael, uitgezondert on-
324
trent tien personen, die den coninck wilt doen oordeelen nae de wetten. Verbiet de ordre van 't parlement aengaende de lichtinge te obediëren ofte gelt daertoe te geven. Verzoect leening van particulieren onder goede beloften.19 Iulii 1642.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 19 Iulii 1642 uyt Paris.