eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5809. 1642 juli 26. Aan N. van Reigersberch.1

    ... uit een brief van den zesentwintigsten der volgende maandt aan zijn zwager:

    Komende tot mijne advyzen. Ik zoude niet quaadt vinden, dat de heer Wicquefort2 - want van hem komen die dingen, daar uEd. van schrijft3 - gebeden wierde geen affschrift of uittreksels uit mijne brieven te geven, alzoo die niet dienen, dan om mij hier qualijk te stellen.

    341

    Dat ik geschreven heb ‘le grand’ - niet ‘ce grand’ - kardinaal, is geweest niet bij flatterije, maar om hem kortelijk te onderscheiden van andere kardinalen die hier zijn.

    Van de zaken van de heeren Le Grand en de Thou4 heb ik niets anders konnen schrijven dan 'tgeen hier bij verscheidene persoonen eenparig mij was te kennen gegeven. Ware ik anders onderrecht geweest, ik zouw anders geschreven hebben. 'tGeen ik geschreven heb is heel zeker. Inderdaat meene ik dat de zaak zoo is gepasseert, en dat Mazarini, Chavigny en des Noiers meer dan vier uuren bezig zijn geweest om den koning van zijn voorgaande voornemen te doen veranderen.5 Ik weet niet, of het voor degenen die kennisse van mijne advisen bekomen hebben, geraden is den kardinaal daarvan berigt te geven, alzoo zulke dingen misschien zijne Eminenties gezondheit, die niet heel vast is, zouden mogen hinderlijk zijn. Tegen mijne ambassade weet ik wel dat contramine zal vallen. Mijn troost is dat ik oud genoeg ben om stil te zitten.

    Notes



    1 - Gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 311-312.
    2 - Grotius' vaste correspondent Joachim de Wicquefort.
    3 - De passage is niet terug te vinden; vgl. no. 5770 n. 1. Voor de uitdrukking ‘le grand cardinal’, zie bijvoorbeeld no. 5842.
    4 - Henry Coiffier de Ruzé d'Effiat, markies van Cinq-Mars (‘monsieur le Grand’), en François-Auguste de Thou. Beiden moesten zich voor de rechter verantwoorden voor hun aandeel in de samenzwering tegen Richelieu.
    5 - Kardinaal Jules Mazarin en de staatssecretarissen Léon le Bouthillier, graaf van Chavigny, en François Sublet, seigneur de Noyers, hadden ervoor gezorgd dat koning Lodewijk XIII op 28 juni een einde maakte aan de verwijdering die lange tijd tussen hem en de kardinaal had bestaan.