eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5876. 1642 september 8. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Petrus ne diutius ab ea distineatur quam sibi tantopere destinavit, id vero e re eius esse iudico teque rogo ut votis eius, non pudendis sane, tandem velis annuere. Si quid inde ipsi obvenit incommodi, habeat ut nactus.2 Si Sorberius indicem Anthologiae compilare hic non potest, nec alius quispiam id Lugduni facere poterit, nec Amstelodami quenquam scio, cui id mandari possit.3

    De captivorum negotio certiora indies expectabimus, et praecipue de Thuano, pro quo valde sollicitus sum.4

    Episcopii liber de Perspicuitate Scripturae5 iam quoque prodiit.6 Videtur is praeter articulos in Symbolo comprehensos nullos alios ad salutem proprie necessarios existimare. In aliis articulis multa esse in Scripturis obscura et dubia non negat.

    Portmuda7 parum securitatis rebus et partibus regiis attulit, utpote a parlamentariis obsessa, in quorum et potestatem venit navis reginae, cui Henricae Mariae nomen, malo sane omine. Venisse huc dicitur quidam cum litteris fidei a parlamento missus. Is quid acturus et ubi audiendus sit, dies docebit.8 Princeps clam regi favet, populus hic omnis parlamentariis aequior, quod

    420

    et in potissima plebe Anglicana usu venire videmus, ita ut saepe duces regii a suis deserantur, ut in principiis motuum fieri solet.

    Scripsi nuper de tumultu ad domum legati Lusitani excitato. Remedium quod Curia ei malo adhibere potuit, ex adiuncta charta intelliges.9 Nemo hactenus plebeiorum captus, nemo citatus.

    Quo loco privata tua sint, ex hoc titulo disces.10 Miror Langeraciam eas quas ipsi scripseram litteras ad te remisisse;11 nunquam enim me monuit de alio titulo usurpando, nisi forte contenta minus ipsi placuerint. Vendetur enim brevi Carnissia, cuius eam nesciam esse nolui.12

    De Perpiniano si quid certi habueris, quaeso intelligam. Oosterwikius magnam de deditione spem facit.13

    Uxorem filiamque brevi ad te redituras spero, et quidem firmiori valetudine.14 Mater15 pro aetate satis belle valet teque salutari suo iussit nomine.

    Deus Optimus Maximus te nobis, tuis et reipublicae christianae diu servet incolumem,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, VIII Septembris 1642.

     

    Parlamentarii dicuntur scriptum ultimum in regem parare16 et reginam impudicitiae accusaturi.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 17 Sept. 1642.

    En in dorso: 8 Sept. 1642 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 257. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 5860, beantw. d. no. 5885.
    2 - Er rustte geen vaderlijke zegen op Pieters huwelijksplannen.
    3 - Na het uitvallen van de eerste gegadigde, de jonge Franse protestant Samuel Sorbière, had Willem de Groot nog even de hoop gekoesterd dat Heinsius en Vossius gemakkelijk een nieuwe kandidaat voor het persklaar maken van de Anthologia Graeca (BG no. 534) in Leiden of Amsterdam konden vinden.
    4 - In Lyon maakte kanselier Pierre Séguier zich op om vonnis te wijzen in de zaak tegen de hertog van Bouillon, de markies Cinq-Mars en de koninklijke bibliothecaris François-Auguste de Thou.
    5 - Het reeds in de brief van 18 augustus (no. 5845) aangekondigde Tien Hoorn-vragen der papisten ... Episcopio ... toegesonden om van syn E. beantwoordt te worden en aldus den XIV. Nov. 1641 beantwoort, Rotterdam 1642. Zie ook Knuttel, Cat. v. pamfl., suppl. no. 4892h.
    6 - Ter hoogte van dit bericht over het verschijnen van Episcopius' geschrift noteerde Grotius in de kantlijn: ‘Sacram Reg. Precept.’.
    7 - De vesting Portsmouth bleef tot 17 september in handen van de koningsgezinde gouverneur George Goring (CSP Ven. 1642-1643, p. 155).
    8 - Walter Strickland; vgl. no. 5882. Op 6 september werd de Engelse koningin Henriëtte Maria op de hoogte gesteld van de aankomst van een onderhandelaar van het Parlement in de Republiek. Prompt daarop dreigde zij met vertrek uit Den Haag in het geval dat de Staten-Generaal audiëntie aan de afgezant uit het kamp van de tegenpartij zouden verlenen (Archives d'Orange-Nassau, 2me série IV, p. 65-66).
    9 - Brief no. 5864. Het Hof van Holland stelde een onderzoek in naar de gewelddadigheden die op 30 augustus voor het huis van de Portugese ambassadeur Francisco de Andrade Leitão in de Korte Houtstraat te Den Haag hadden plaatsgevonden. De bijlage - vermoedelijk een plakkaat tot opsporing van de aanstichters van de volksoploop - ontbreekt; vgl. Aitzema (fo) II, p. 866.
    10 - Ook deze bijlage ontbreekt. Het zal hier gaan om een proefdruk van de titelpagina van de Autentycque stucken, raeckende de saecke van den heer Hugo de Groot ... (BG no. 889).
    11 - De in Frankrijk woonachtige Louise de Clermont d'Amboise, sinds 1634 weduwe van Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, had destijds de hulp van Willem de Groot ingeroepen bij de tenuitvoerlegging van het testament van haar echtgenoot. Bij nader inzien bleek de nalatenschap van Gideon van den Boetzelaer zwaar belast te zijn met schulden. Nog in maart 1642 moest de oudste zoon Rutger Wessel van den Boetzelaer van de Hoven van Holland en Utrecht toestemming vragen om ter delging van zijn vaders schulden land te verkopen. Deze tegenvaller zal een van de redenen zijn geweest dat de weduwe in augustus een of meer brieven van Willem de Groot over deze zaak bij Grotius deponeerde (J.W. des Tombe, Het geslacht van den Boetzelaer, Assen 1969, p. 206-211 en p. 225-234).
    12 - De heerlijkheid Carnisse bij Barendrecht was in 1651 in handen van de erven van Cornelis Musch, in leven griffier van de Staten-Generaal (NNBW I, kol. 1351-1353).
    13 - Enkele brieven van Willem van Liere, heer van Oosterwijk, ordinaris Staats ambassadeur in Parijs, aan de Staten-Generaal zijn uitgegeven in Kronyk HG 17(1861), p. 264 e.v. Van de vier gepubliceerde brieven over het jaar 1642, resp. dd. 19 april, 26 april, 7 juni en 20 september 1642, is de laatste de meest vreugdevolle: ‘De seeckere tijdinghe van de reductie van Perpignan wiert hyer gebracht op den 14en deser maendt, waerover eene generale blijdschap is’. Zie voor zijn nog niet uitgegeven nieuwsbrieven, Den Haag, ARA, Staten-Generaal, inv. no. 6767I, lias Frankrijk, ingekomen.
    14 - Maria van Reigersberch en Cornelia de Groot hielden een korte vakantie in Corbeil-Cerf nabij Beauvais.
    15 - Aeltgen Borre van Overschie.
    16 - Gedoeld zal worden op A Declaration of Parliament concerning His Majesties late Proclamation for the suppression of the present rebellion van 15/25 augustus (Catalogue of the pamphlets collected by George Thomason I, p. 153).