eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5936. 1642 oktober 27. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Tuum in bibliothecam Cordesii epigramma mihi perplacet neque rationem video cur a reliquis poematiis segregari debeat. Catalogum librorum, nisi forte nimiae sit molis, videre percupio, vel in hoc ut bonorum auctorum discam nomina.2

    Rationes quas pro editione epistolae principis affers, ipsi non satisfacient. Omnino enim iudicat suas litteras, ut ad eam rem de qua Rivetus tecum disceptat nihil pertinentes, omitti debuisse.3 Interea Rivetus suam rescriptionem adornat et praefationem quidem praemittet. Caeterum tuum Votum suo libro, sicut antea fecit, iam non inseret, quia quaedam aliena a sua tecum disputatione continet.4 Dicitur iam Blavius novam tui Voti editionem parare, cui ego emendationes tuas subministrabo, ut nequid desit.5 Forte aliquid in te cudet auctor epigrammatis,6 sed de eo adhuc ambigitur.

    495

    Graswinkelius totus est in exornanda Suedia, cui primum apud christianos principes locum vindicabit. Ita ille favorem regni et procerum sibi captat, quod tu negligere videris.7

    Reigersbergius per duas septimanas in Selandia fuit, quem hodie rediturum putant. Sunt nunc ibi deputati Hollandiae, qui quid acturi sint videbimus.8

    Lugdunenses promiserunt Hogerbetio se intra octo dies responsum ipsi daturos super iis postulatis quae paterno nomine instituit. Id ubi intellexero, faciam te certiorem, ut de tuo quoque negotio certi aliquid statuas.9 Scabinorum consessus eo minus mihi placet,10 quia Walenburgius11 hydrope laborat, ita ut vix vitam diutius trahat; alii vero tales sunt ut nihil fere in iis videatur esse praesidii. Et scis rectoribus hoc unum esse propositum ut rem quocunque modo protrahant, quod ipsis apud suos facile futurum nemo sapiens dubitabit.

    De Anthologia ad Vossium, qui iam e Frisia rediit, scribam aut per filios meos coram agi curabo, ut tandem quid certi constituatur.12 Eadem opera et Blavium de Lucano monebo, qui sane nimis diu nos frustratur.13

    Ex Anglia nihildum certi accipimus. Unusquisque hic quod vult somniat atque inde varia et sibi invicem contrariantia sparguntur nova. Regina Angliae adhuc minatur discessum et quidem, ut ferunt, ad maritum suum.

    Mater et uxor tibi tuaeque se commendant, ego vero Deum orare non desino ut te tuis nobisque et nostris diu servet incolumem, vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XXVII Octobris 1642.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 14 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 6 Nov.

    En in dorso: 27 Oct. 1642 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 264. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 5918, beantw. d. no. 5944.
    2 - De Bibliothecae Cordesianae catalogus, cum indice titulorum werd in 1643 op grotere schaal in omloop gebracht. Het boekenbezit van wijlen Jean de Cordes moest gecatalogiseerd worden om tegemoet te komen aan de wensen van mogelijke kopers.
    3 - Een twintig jaar oude brief van Frederik Hendrik had Grotius in zijn Votum pro pace ecclesiastica (BG no. 1183) opgenomen. Bij het aanschouwen van de brief achtte de prins dat de brief ‘est imprimée mal à propos, et avec malice’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 285). Ook de anders zo trouwe Nicolaes van Reigersberch voelde zich gegriefd door die plotselinge publicatiedrift van zijn zwager.
    4 - Bij Elzevier in Leiden kwam de tekst binnen van het antwoord van de Haagse hofpredikant André Rivet op Grotius' Votum. De Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum verscheen in januari 1643 (BG no. 298 en 1183 rem. 8). In tegenstelling tot eerdere publicaties in deze discussie (BG nos. 1172 en 1180) maakte Rivet ditmaal geen gebruik van een gecombineerde uitgave van zijn en Grotius' werk.
    5 - In november verscheen de aangekondigde herdruk van het Votum pro pace ecclesiastica (BG no. 1184). In deze editie is de brief van Frederik Hendrik (supra) niet altijd opgenomen.
    6 - Op punt van verschijnen stond de Concordia discors et Antichristus revelatus van Grotius' hardnekkigste tegenstander Samuel Maresius (Desmarets). Zou Constantijn Huygens dit boek ook verrijken met een bijdrage? In het werk verscheen een epigram ‘Qualis cum lento rupit vexator duello’, gesigneerd door een zekere Albinus Villerius. Over de identiteit van deze onbekende dichter schreef Sarrau op 29 januari 1643 aan Rivet: ‘Ce Villerius epigrammatiste est encores Santras Salebrosus ou vostre province est remplie d'estranges poetes’ (Bots-Leroy, o.c. I, p. 390-391).
    7 - Grotius' voormalige secretaris Dirck Graswinckel die zijn verhandeling De iure maiestatis dissertatio had opgedragen aan koningin Christina, ging naar de smaak van Willem de Groot al te veel pralen met zijn eretitel van advokaat van de Zweedse kroon. Zie voor zijn betrekkingen met Zweden, Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 159 en p. 176.
    8 - In Middelburg voerde een delegatie van de Staten van Holland met de Zeeuwen besprekingen over een gemeenschappelijk standpunt in de zaak van de controle op de wapen- en troepen-transporten naar Engeland (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 106).
    9 - Adriaen Hogerbeets had namens de familie de Leidse stadsbestuurders doen dagvaarden om langs deze weg genoegdoening en posthuum eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets te verzoeken.
    10 - Grotius overwoog het voorbeeld van de familie Hogerbeets te volgen. In zijn geval zou de zaak in eerste instantie aanhangig gemaakt moeten worden voor de Rotterdamse schepenbank.
    11 - De Rotterdamse schepen mr. Pieter van Walenburch († 7 november 1642) die in juli-augustus Johannes Wtenbogaert had geassisteerd bij het opsporen van enkele Autentycque stucken; vgl. no. 5834.
    12 - Aan de in Amsterdam studerende zonen van Willem de Groot had Vossius vlak voor zijn vertrek naar Friesland verteld dat hij iemand wist voor het vervaardigen van de indices op Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534).
    13 - De Amsterdamse uitgever Blaeu was weinig mededeelzaam over de stand van zaken bij het drukken van Grotius' nieuwe aantekeningen bij Lucanus (BG nos. 430 en 431).